Evrehailles, België. Zaterdagmiddag om een uur of drie worsten van de bbq en een paar pinten, op de parking voor ons renclubhuis. Het vriest gelukkig even niet meer. Blij en uitgelaten volk, het halve dorp staat om ons heen en pikt een worstje mee. Ze vinden dat feestje na zo’n loopje van een paar dorpsgenoten reuze interessant. En gelijk hebben ze.
Een uur of negentien daarvoor, rond dessert-tijd, vindt de start plaats van een lang durend loopje vanaf diezelfde parkeerplek. Het is dan donker en zal dat nog twaalf uur blijven. Er is een eerste stop met een kofferbakbevoorrading vanuit de stoere 4×4 van Philippe na een kilometer of 15 bij een grote hoeve. Daar wachten hij en Nicole de lopers op met dikke donsjacks aan. Het vriest, licht, maar toch. De modder so far is serieus, op plekken zelfs angstaanjagend. Het aanhoudende gedonkerte is niet bevorderlijk voor de voortgang, ondanks goed voorhoofdlicht. De terreingesteldheid valt tegen, veel zwaarder dan in een droge periode.
Na een tienminuten-stop gaat het verder. Een bont gezelschap. José, ervaren rot van 65 en taai. Christophe, 120+ kilo, vrijwillige brandweerman en onstuitbare diesel. Amaury, halfjonge hond met een peesonsteking in zijn enkel, waar de dag voor vertrek een dikke spuit in verdwenen is met een aggressief anti-ontekingsgoedje. Hugo, fanatiek lid van de jongerenvereniging uit het dorp, eigenlijk vooral geinteresseerd in feestjes op dit soort tijdstippen. En ik, zei de gek. Vijf starters.
Bij ravito twee na dertig kilometer houdt Hugo het voor gezien. Dat is min of meer ingepland. Amaury lijdt zichtbaar. De spuit met toverdrank in zijn enkel heeft de pijn niet echt doen afnemen. Maar Amaury gaat door, op karakter. Er volgen zeven loodzware kilometers door het Lesse dal, tussen Gendron-gare en Houyet. Een wild stuk GR, waar vorige week nog het hoge rivierwater kwam. Het wordt slijkworstelen, over kilometers. Een soort wadloperij in de Ardennen. En waar geen rivieslijk ligt zijn de bomen omgewaaid, tientallen meters achter elkaar. Het wordt een langdurige kruiperij onder boomstammen door tussen de horizontale boomkruinen. ‘Goede Barkleytraining’, denk ik even. We navigeren op de rivier rechts van ons. Zwaar. Een uur later dan gepland bereiken we de 4×4 ravito in Houyet. Zeven kilometer in iets minder dan twee uur, terwijl wij voor ons gevoel overal hebben hardgelopen waar dat enigszins mogelijk was. Het is inmiddels een uur of twee ’s nachts. De kou is vochtig, nabij de rivier. Na een soepje gaat het door.
Ergens na de klim door het bos het plateau op raken we het spoor bijster. We slechten een hek bij een aantal borden die ons naar de hel wensen en landmijnen beloven. We geloven er niet in. Geen landmijnen, maar twee kilometer verder staan we weer okselhoog in de modder in een dalletje. De richting is goed, volgens Christophe. Maar hij heeft geen idee waar we precies zitten. Tot nog toe was het parcours dat hij heeft uitgezet zonder kaart goed te vinden. Een kleine verloping hier en daar, maar dat zijn details.
Het gaat traag, luidt ons voorlopige oordeel. En het is eigenlijk te zwaar voor ons. Anderhalf uur later zijn we definitief de weg niet meer kwijt en zitten we weer op bekend terrein, niet ver van Freyr, bekend van de rotsklimmerij. En een boerderij in de buurt met een hele nare waakhond, herinner ik mij opeens als een luid blaffend monster uit de nacht op me af stuift. Ik schrik me wezenloos en haal opgelucht adem als het dier om zijn nek draait, waaraan een lange ketting is bevestigd. Nekkramp voor het enge beest. Nadat ik met een wijde boog om het gedierte ben heengeslopen komt José aanlopen, gevolgd door nog twee lichtjes. De hond voelt zich omsingeld en wordt gek, arm beest. Het kost al met al de nodige tijd om er langs te geraken, maar niemand mist een deel van zijn kuiten als we even later onze schoenen uittrekken in een bivakhutje van de klimmers bij Freyr. De hond is tot een avontuur gedegradeerd en vier paar sokken dampen in het TL-licht. Het is gelukkig te koud om er veel van te ruiken. We zijn over de helft!
Na een kleine rust gaan we de nacht weer in. We dalen het steile en gladde rotspaadje af naar de Maas, naar de basis van de rotswanden. Ik ben na iedere stop zeker tien minuten aan het opwarmen. Het lijf is bevroren en de spieren sputteren tegen. Hiervoor hebben ze natuurlijk al die dure jasjes uitgevonden. Zo’n jack is vast warmer dan die koude natte klets in mijn rug. Het verlanglijstje in mijn hoofd groeit.
Daarna volgen we een stuk de Maas stroomopwaarts naar Hastière, dichtbij de Franse grens, waar we aankomen in de ochtendschemer. Ons ravito team staat al paraat. Ze hebben even een uurtje geslapen in het bivakhutje: Philippe, Nicole en Hugo, die zo midden in de nacht ook niet een twee drie transport naar huis kon vinden, deden een ‘quick nap’ onder één warme dons op de houten planken van de hut. Geen vijfsterren-hotel, maar een stuk confortabeler dan met een aanzwellende loopneus de koude nacht te trotseren.
Nicole gooit een blik worsten in een pan en warmt ze op. Lekker! Warme worsten met mosterd en brood, prima ontbijt. Wat soep erbij en een stevig Kerstbier dat nog ergens in de kast stond. Ik ben herboren! Amaury gooit de handdoek in de ring. Gelukkig, denk ik een beetje. Twaalf uur lang ploeteren in de nacht onder dit soort omstandigheden met een verrotte enkel is gekkenwerk. Dapper of niet, de grens der waanzin is bereikt, zoniet overschreden.
Alleen José, Christophe en ik blijven over. Nog een kleine marathon te gaan. Daglicht. Slaap. Lichamelijk voelt het prima, maar het hoofd wil naar bed. Gelukkig is het laatste stuk minder zwaar. Er volgt nog een soort clubontmoeting ergens bij een schitterend ommuurde hoeve in het beginnende ochtenlicht dat over de bevroren velden schijnt. Uit de auto van de net gearriveerde Henry komen verse croissants en warme koffie, gelukzaligheid! Maar drie koppen koffie met suiker zijn niet voldoende om me goed wakker te krijgen, we gaan door. Op een paar plekken onderweg hebben wat renclubmensen zich verzameld. Ze moedigen ons aan en drinken er wat bij. Die Belgen maken echt van alles een feestje. Op 99 km de laatste stop. De keus is tweeledig: Of de makkelijke weg omhoog, linea recta naar het clubhuis, of moeilijk doen met eerst een klimmetje Tricointe, weer afdalen en dan de Gayollle, een vette klimmerij. Onder normale omstandigheden is de Gayolle al een project op zich. De andere optie is om via een relaxter pad door het bos lekker uit te lopen. Christophe kiest, samen met Henry die zijn renschoenen heeft aangetrokken, voor het laatste. Ik kies met José en de opeens ook weer meelopende Hugo voor de eerste optie. Aan het begin van ‘ons’ dorp wachten we op elkaar om samen door te lopen naar de grill- party die ter ere van ons wordt gehouden. Het lijkt Asterix en Obelix wel! Tijd om eens even flink in te storten.
Trackbacks/Pingbacks