Ene meneer Zadoks gaat binnenkort een paar paar oude schoenen opslijten op een parcours van 1200 meter, ronden lang achter elkaar. De chrono start op vrijdag om 17.00 uur en stopt op zaterdag, zelfde tijd, een dag later. In tussentijd beweegt meneer Zadoks voorwaarts, zolang hij kan, zo ver hij kan. Simpel concept. Monotonie en saaierigheid. Wat heeft deze ‘classified trailrunner’ bij een 24 uurswedstrijd te zoeken?
Trails lopen is altijd mooi en te gek en tof enzo, als je alle verhalen moet geloven. Mooie landschappen, boeiende uitzichten, pure natuur en prettig volk. Maar dat is maar een deel van het verhaal.
Terug naar meneer Zadoks. Die loopt met twee vingers in zijn neus (nou ja…) een zware hondermijler, maar zakt op een 24 uurs parcours doorgaans na acht uur al door zijn voegen. Dat is vreemd. Aan het ontbreken van boeiend uitzicht kan dat niet liggen. Dat heb je ook niet in het mooiste woud van de wereld, als het nacht is. Het lijkt iets mentaals te zijn. En aan het mentale kun je werken.
Je kunt natuurlijk zoveel mogelijk lol halen uit de dingen die je goed kunt. Dat is een slimme strategie. Maar een nieuwsgierig mens gaat verder. ‘Weerstand opzoeken’, noem ik dat voor mijzelf tegenwoordig. Tot de grens van waar het nog net leuk is gaan, daar even blijven hangen en dan een klein stapje nemen in de ‘oncomfortabiliteit’. De geest strubbelt tegen, het hoofd doet pijn, de maag verkrampt en spieren worden weigerachtig. Het systeem stopt er zowat mee.
En dan staat er waarschijnlijk een beestje op in een schimmig hoekje van je bewustzijn. Dat beestje staat vrolijk te hupsen en gaat tegen alle verhoudingen in gewoon door. ‘Hup, doorgaan. Nog effe iets verder, iets langer’, hupst het beestje. Vijf minuten worden een kwartier. Een kwartier wordt een uur. En na een paar uurtjes heeft het beestje het systeem overgenomen, en ben je opeens weer kilometers verder. Alle weerstand is verdwenen (uh, nou goed dan, de meeste weerstand is verdwenen…). “Je gaat net zolang door tot het niet leuk meer is. En daarna ga je weer net zolang door tot het leuk wordt.” Dat zijn mooie woorden van (Jiskefet) Michiel Romeyn, waarschijnlijk in een heel andere context gebruikt, maar op deze plek zeer treffend.
In bergen en wouden komt de trail loper steenbokken tegen. Gemzen, herten zwijnen en als het tegen zit een stinkende beer. Dat is fantastisch mooi. Maar om het beestje in jezelf tegen te komen is een deels geasfalteerd parcours van 1200 meter rondom een Frans betekenisloos stadje ruim voldoende.
Op zoek naar het beest dus, een etmaal lang. Ter mentale training. .
Trackbacks/Pingbacks