Graniet
Naast elkaar lopen we de laatste meters over het sneeuwveld. Op de Col voor ons steekt een grote gestapelde steenberg af tegen een zwak geel licht. Wanneer we naast de grote stapel stenen staan zien we de straat verlichting van Chamonix diep onder ons liggen. 14 kilometer voor ons tot het kerkje van Chamonix. 285 kilometer achter ons, in een grote grillig gevormde ronde om de MontBlanc tot aan datzelfde kerkje. We omhelzen elkaar. In mijn armen voel ik een warm blok graniet.
Geen excuses
Ergens aan het begin van de eerste nacht beginnen we aan de klim naar Mont Buet, met een top boven de 3.000 meter, grillige graten van lei en een steile klim van ruim 1.500 hoogtemeters een serieuze pukkel. Een smal paadje dat door hoge begroeiing zigzaggend omhoogloopt laat ons snel het dal uitklimmen. Ik voel me in mijn element. Loop makkelijk met grote trage passen omhoog. Wanneer ik ga zitten om ervoor te zorgen dat we weer samen lopen krijg ik een “sorry dat je moet wachten” van onder mij. Ik reageer niet, in plaats daarvan loop ik rustig weer door, het smalle steile pad op. Het bij elkaar weglopen en weer wachten herhaalt zich meerdere keren op deze helling, vele keren deze tocht. Bij de derde keer zeg ik dat ik geen excuses hoef. Dat het tot nu toe prima verloopt. De resterende vier etmalen blijven de excuses weg.
Al van kinds af aan ben ik een redelijke autodidact op allerlei vlakken. Op de lagere school was alles makkelijk en duidelijk, daar hoefde je zelden iets te vragen. Op de Havo zat ik eigenlijk beneden mijn niveau, gemakzucht dient de puber. Vragen liet je aan klasgenoten over. Op de opleiding fysiotherapie kwam ik er bij de hoorcolleges van Nol Bernards achter dat vragen ook contraproductief kon werken: studenten in het algemeen en ik specifiek kregen daar vaak het gevoel een stomme vraag te hebben gesteld, een antwoord kwam er zelden. Studentes daarentegen stelden nooit stomme vragen en kregen meer dan complete antwoorden. In luisteren naar wat anderen vragen werd ik een kei. Op het gebied van sport en trainen ben ik een ster in het nadoen. Ontdek wie de beste is en kijk hoe hij zich beweegt, voorbereid, waarnaar hij kijkt, wat hij eet en hoe hij traint. Als puber kopieerde ik dit klakkeloos, notabene in het leger ging ik mezelf afvragen waarom degene die ergens in uitblonken deden wat zij deden. Als student ging ik uitproberen en opzoeken of hun methode of aanpak wel de beste was. Het werd me maar al te duidelijk dat er binnen vele takken van duursport al jaren en jaren conservatieve dogma’s hoog werden gehouden die vaak met hand en tand maar argumentloos werden verdedigd: “dat doen we al jaren zo…”
Toen we elkaar vier en een half jaar gelden leerden kennen dacht ik heel veel te weten op het gebied van duursport. Daarnaast wist ik zeker dat ik niets wist van de bergen en de lange races die ik daar zo graag zou willen lopen. Ongevraagd werd ik na die avond eind januari 2012 een beetje zijn leerling en hij mijn docent. Een vraag stelde ik zelden. Per mail en soms via de telefoon kreeg ik gewoon de antwoorden: “Ik denk dat het tijd wordt dat jij eens wat meer in de echte bergen gaat lopen, want die Ardennen ben je wel een beetje aan het ontgroeien” wat dan leidde tot: “deze wedstrijd lijkt mij wel een mooie voor deze zomer”. Mijn eerste reactie bij een schot in de roos is, passend bij mijn karakter, keihard ontkennen. “Nee man, die Ardennen zijn ontzettend gers en die bergen zijn veel te ver”. Wat in die periode ook echt mijn overtuiging was. De Alpen waren mijlenver verwijderd bij mijn realiteit. Een paar dagen België dat lukte nog wel in een druk gezinsleven en een baan, maar Ultra-races in de echte bergen zag ik zo snel niet gebeuren. In het voorjaar van 2013 vertrouwde ik erop dat hij gelijk zou hebben met zijn “schrijf je nou maar gewoon in! Die Montagnhard is echt een loopje voor jou” Het resultaat in die race sterkte dat vertrouwen. Bijkomend effect was dat ik kennis had gemaakt met een landschap waar ik smoorverliefd op was: de leegte en de grilligheid van het hooggebergte had me gegrepen. In de laatste uren van die race in juli 2013 had in continu zicht op de zuidwestelijke toppen van het MontBlanc massief. Nog voor dat ik was gefinisht in mijn eerste Alpenrace hoopte ik vurig dat ik er vaak terug zou komen.
Bovenop Fenetre Arpette maakt een vrijwilliger van de PTL organisatie een foto van ons samen. Het is alweer veel te lang geleden dat ik mijn kleren of mezelf nat heb gemaakt in een gletsjerrivier, bergbeek, stroompje of onder gewoon wat druppelde straaltjes laatste water op de gortdroge zuidhelling van de klim. Gesmoord voel ik me en als ik het gezicht boven het oranje shirt naast me bekijk dan komt de term “well done” eerder op dan “medium”. De afdaling is na een klein stukje schaduw niet veel beter. Op dag twee is het ons beiden glashelder: de hitte wordt de grootste vijand. Aan het begin van de avond op de tweede dag lopen we uit het dal van Orsieres met de zon vol op de helling richting de hoge toppen. Windstil. Geen beschutting tussen weilanden en een intense hitte roepen regelmatig het beginnende gevoel van paniek bij mij op. Het bereiken van de bosrand enkele honderden hoogtemeters hoger voelen als een verademing maar het werkt maar tijdelijk, de warmte hangt ook tussen de bomen. Even vijf minuten liggen in een strook gras helpt mij om weer grip te krijgen op de tocht die tot nu toe perfect verloopt. Naast mij wordt gesnurkt.
De hitte verdwijnt als de nacht verschijnt. De dagen die volgen doen qua hitte niet onder voor elkaar. Dag drie bespreken we dat haast hebben in deze hitte ons de das om zal doen. Het continu blijven koelen door kleren nat te blijven maken, keer op keer op keer op keer. Regelmatig de Hofs methode toepassend in gletsjer stroompjes en dus even ijskoud te genieten van kippenvel en opgetrokken ballen en heel veel water blijven drinken zal ons vlot bij de finish brengen. In de afdaling na Fenetre Durand en in de beklimming van Mont Cormet heb ik opnieuw enige angst voor de hitte. De gestaag doorlopende oranje/groene schoenen en groene rugzak voor of naast me zijn op dat soort momenten van onschatbare waarde om door te lopen. Het brengt rust om te voelen dat de ander niet onder de indruk is van de hitte. Of hoogte. Of gevaarlijke passages. Of lange nachten.
Meer bergen
In de loop der jaren groeit mijn honger naar de bergen en ben ik er ook recht evenredig vaker te vinden. Naast steeds langer heb ik ook een hang naar steeds lastiger terrein. Het gevoel dat hoort bij lopen of klauteren op plekken waar je niet mag vallen of uitglijden is misschien wel verslavend. Waar ik totaal geen ervaring heb met Alpinisme en ik sneeuw alleen maar ken van sneeuwpoppen maken en geprepareerde skipistes wil ik juist de grens van trail naar alpinisme over. Stijgijzers, pickles, sneeuwvelden en graten is wat me steeds meer trekt. Ook hier verken ik de eerste stappen zelf, vragen doe ik niet of nauwelijks. Ook hier krijg ik antwoorden zonder dat ik de vraag stel: “Dat over sneeuw lopen is zo lastig niet, je moet alleen weten waar je op moet letten. Als wij de haute route Chamonix-Zermatt nou eens samenlopen deze zomer dan hoef je ook niet zo’n belegen cursus bij de NKBV te volgen” De datum wordt geprikt maar het breken van mijn hand gooit roet in het eten.
Op de ochtend van de vijfde dag genieten we van het eten, het drinken, de liefdevolle verzorging en rust van de mensen van Refuge Robert Blanc. De vrijwilligster van de PTL organisatie helpt ons, luistert naar ons, vertelt ons op rustige toon hoe wij er voorstaan, de anderen om ons heen en wat er nog komt. Ondertussen bestudeer ik de kaart en vraag of ik haar iets mag vragen. Haar antwoord is natuurlijk positief en toch voelt het alsof ik, door iets te vragen, mijn eigen onkunde blootleg. In het roadbook staat voor de laatste afdaling een waarschuwende tekst in rode letters: “The beginning of the descent is equipped with scales and cables and is really technical and exposed, The trail has switchbacks on loose slippery rocks, overlooking high cliffs. Make sure you are feeling good and that you are ready to go through this section before getting into it”. Ik vraag haar wat we daar mogen verwachten in relatie tot wat we al achter onze kiezen hebben. Haar antwoorden zijn hoopvol en toch verdwijnt het gevoel van door de mand vallen niet. Gideon merkt dat ik er tegenop zie en zegt tussen het inpakken van zijn rugzak door: “laten we eerst maar eens daar komen, dan zien we wel weer verder”. Precies wat we al ruim vier dagen doen: stukje voor stukje en niet te ver vooruitkijkend. We gaan weer verder. Twee klimmetjes en we zijn in de vallei waar ik in 2013 tweede werd in de Montagnhard. Voor het eerst deze week is de PTL te overzien. De druk van de laatste afdaling valt voor even weg.
In september 2015 kennen we elkaar ruim drie jaar maar is het aantal keren dat we samen hebben gelopen nog op de vingers van 1 hand te tellen. Samen staan we aan de start van de Tor des Geants en samen lopen we ook wanneer ik ziek de race verlaat. Al de dag voor de start voel ik lichte verhoging. In de loop van 160km heeft die lichte verhoging me redelijk klein gekregen. Me ellendig voelend lig ik halverwege de race bij een verzorgingspost op een veldbed als opeens een zeer vertrouwde stem me vrolijk vraagt of we dan maar samen verder gaan. Die nacht lopen we nog een aantal uur samen en put ik nog een aantal keren moed uit de woorden die we wisselen. Tegen drieën die nacht is mijn bodem bereikt en nemen we afscheid. Hij loopt door en ik blijf achter.
Rode tekst
Enkele weken later per mail een keer geen antwoord maar een vraag: “Heb jij al plannen voor 2016? Heb jij ideeën over waar een teamgenoot bij de PTL aan moet voldoen?” Ik antwoord dat een eigenwijze meubelmaker met een berg aan alpine ervaring wel in aanmerking zou komen.
Nadat we elkaar omhelst hebben ga ik voor in waar ik al dagen tegenop zie: het begin van de laatste afdaling. De rode tekst in het roadbook was de afgelopen dagen in mijn kop gaan zitten als een bijna onoverkomelijk obstakel. Samen waren we het er al over eens geworden dat het vertrouwen in elkaar de sleutel was tot dit succes.
Geen afspraken vooraf anders dan wie de paracetamol en wie de tape mee zou nemen maar wel het vertrouwen dat de ander alleen maar dat zou doen wat nodig was om zo snel mogelijk terug te zijn in Chamonix. Dat wederzijds vertrouwen maakte dat ik de laatste kettingen, touwen en ladders op soms gladde leiondergrond als eerste durfde af te dalen. Met voorzichtige pasjes werk ik me door de eerste secties om even later al wat steviger te pas de volgende te nemen. Achteraf stelde het niet veel voor. Was de tekst waarschijnlijk vooral bedoeld om ernstig vermoeide atleten die de euforie van het zien van Chamonix voelen nog even bij de les te houden. Dat lukte.
Een paar uur later lopen we samen door de winkelstraat van Chamonix. Half zes in de ochtend finishen we begeleid door een handvol vrienden als tweede team de PTL. De teleurstelling is groot wanneer de dame achter de bar vertelt dat ze voor zessen geen bier mag schenken. De vreugde des te groter als blijkt dat dat niet over 18.00 uur gaat.