Achterin de auto bij Wim Boydens en Michiel Panhuyzen op weg naar Bouillon voel ik plots een enorme ontspanning. De mezelf opgelegde druk van het winnen van de komende wedstrijd vloeit uit me weg als ik luister naar de verhalen van de twee ervaren ultratrailers voorin de auto. Ervaren in het afmaken van wat ze begonnen, aankomen binnen tijdslimieten. Niet in het winnen van een wedstrijd maar in het overwinnen van hun eigen strijd tegen de afstand, de hoogte, de slaap. De autorit zou van mij nog uren mogen duren… dagen zelfs.
Mijn strijd verloor ik gisteravond al toen ik vlak voor Maastricht wakker werd in de auto. Kotsmisselijk en een vermorzelende koppijn samen met een intens bittere smaak aan alleen de linkerkant van mijn tong maakte direct duidelijk dat ik migraine had. Vanuit een oogpunt van damagecontrol ontkende ik de verdere avond dat ik weer eens geveld was door die wijven aandoening waar ik weliswaar steeds minder maar telkens weer door uit evenwicht word gebracht. Het ontkennen lukt niet meer wanneer ik voor het huis van Michiel de tuin vol kots. Even later val ik liggend voor de potkachel op een paar schapenvachten in een korte onrustige maar zeer diepe slaap. Tussendoor word ik een paar keer wakker en steunt t me enorm om te merken dat Annette en Michiel mijn waterzakken en bidons vullen. Mijn voeding op de juiste manier klaarmaken en kleren uitzoeken. Michiel roept een paar keer iets over waar hij staat voor de verzorging, ik herken de namen die hij noemt en stem in. Hobbel één is genomen: starten zal ik, al heb ik nog geen idee hoe…
Wim parkeert de auto aan de rand van de stad en met z’n drietjes lopen we naar de citadel van Bouillon. Ik voel me verdooft, heb nog altijd behoorlijke koppijn maar de naderende start van de race krijgt me steeds meer in haar macht en leidt af van het ongemak. Eenmaal bij de ingang van het fort voel ik plots een lichte paniek: hoe moet ik in godsnaam Matthew vinden? Hij heeft gisteravond mijn startnummer al opgehaald en ergens in dit mierennest van in felle kleuren gehulde atleten mag ik hem vinden. Mijn horloge laat zien dat ik nog twintig minuten tot de start heb. Ik voel me ronduit klote. Het geconcentreerd afspeuren van gezichten maakt het bonken in mijn hoofd een stuk heftiger. Met het bonken neemt de druk in mijn maag ook direct weer toe. Opeens sta ik voor Michiel, Ronnie, Huub en Matthew en heeft Michiel mijn startnummer al in zijn hand. De rust keert een beetje terug. Zo vlot als dat lukt met een tintelende arm alsof hij slaapt kleed ik me om. Ik doe mijn hartslagmeter af omdat die de druk op en pijn in mijn maag toe doet nemen. Met nog minder dan tien minuten te gaan ben ik zo goed als het kan klaar voor La Bouillonnante.
Samen met Huub loop ik door de poorten en tunnels van de citadel naar de start. Het doorpraten van de concurrenten, het grappen over de start door de smalle en lage tunnels en de drukte van honderden atleten op de binnenplaats van de vesting maakt me gretig. De ongemakken van de afgelopen 12 uur nemen niet weg dat ik de afgelopen zeven weken na de trail de Vulcain keihard heb getraind en supersterk ben. Ik sta vooraan bij de start, voel me ontzettend onzeker maar wil racen voor wat ik waard ben. Al is het tijd het startschot klinkt onverwacht. Ik ren vanaf het plein direct de tunnels in, omdat het smal en laag is vormt zich direct een lang lint van eenlingen. Bij het verlaten van het fort hoor ik Michiel vanuit de massa hard mijn naam schreeuwen. Voor me loopt alleen nog maar Huub. Snel loop ik in de asfalt afdaling naar hem toe en zit helemaal in de race. Geen hoofdpijn, geen maagpijn, geen tintelingen… Althans voor even.
De eerste kilometers zijn vlak en gaan pijlsnel. Iedereen die zich een kans toedicht (of alleen de kippen zonder kop?) weet dat de eerste klim cruciaal is. De klim is smal en steil. Hier in de meute zitten betekent verlies op de leiders in de race. Met Huub en Steven in mijn kielzog kom ik als eerste bovenop de helling. In de afdaling kijken we alledrie terug om te kijken wat we hebben aangericht. Of het nou slim is om zo snel te starten betwijfel ik op dat moment maar de rust van lopen met z’n drietjes weegt nu zeker op tegen rustiger starten en lopen in de drukte.
Een lange maar simpele klim brengt ons in Corbion. In de klim heeft Huub iets achterstand opgelopen maar loopt dit op een strook asfalt makkelijk dicht. De afdaling die volgt is een klein voorproefje op het echte werk: slingerende smalle paadjes met boomwortelen en rotsen. We lopen nog steeds met zijn drietjes en in mij borrelen delen van plannen op. Ik had weken het plan naar Bouillon te komen om te winnen maar startte door de omstandigheden een uur geleden ambitie loos. Ik voel me nog steeds niet 100% maar loop toch maar mooi vooraan. Na Frahan volgt een stuk van wel 15 kilometer waar niets moeilijks te verwachten is. Als ik iets wil moet ik òf daarvoor weglopen bij de anderen òf op het relatief makkelijke en te verwachten snelle stuk de schade zien te beperken. Van te voren is er één kans volgens de kaart: Les Cretes de Frahan: steile rotspartijen, klimmen en klauteren, op en neer. Wanneer de rotsen opdoemen zet ik aan, althans dat poog ik. Ik pak weliswaar een paar meter op de anderen maar binnen no-time staan we met minimale verschillen bovenop en mag ik concluderen dat deze sectie veel te weinig lengte heeft om iets uit te richten tegen deze sterke mannen. In de afdaling is daar even een kort intens momentje van genieten wanneer Huub roept op het moment dat ik het denk: “wat is het hier mooi”!
Aflopend op de eerste verzorgingspost leg ik me neer bij mijn rol als volger de komende ongeveer 15 kilometer. Tot de volgende verzorging is de route volgens de kaart weinig enerverend. In de praktijk komt het neer op een lange geleidelijke klim waar de twee koplopers langzaam bij me weglopen en een lang glooiend stuk met brede paden die makkelijk te belopen zijn waar ik zo goed als het gaat het tempo vast hou. Vlak voor, in en net na het dorpje Gros Fays staat Michiel een aantal keer lang de route. Hij probeert me moed in te spreken en ik probeer net te doen of het prima gaat. Beiden slagen we niet helemaal in onze opzet. In de kilometers voor de tweede verzorging zie ik al een paar keer mensen naderen en wanneer ik even stilsta bij Michiel om wat gels in mijn rugzak te stoppen zie ik op de strook asfalt achter me vier man naderen. De opmerking van Michiel dat ik nog altijd derde lig heeft daarmee gelijk een wat cynische ondertoon.
Wanneer je de tot op de helft van de race op kop hebt gelopen of in ieder geval in derde positie lag dan is het heel makkelijk om, bij dreigende overrompeling door vier man, het één en ander wat negatief te gaan benaderen. Aan de voet van de lange klim dwing ik mezelf niet om te kijken en mee te lopen met de eerste die langs komt. Bij het bepalen van deze strategie heb ik al een hekel aan mezelf omdat ik ervanuit ga dat ik dus ingehaald ga worden. Ik hoef gelukkig hier niet lang over na te denken want binnen no-time word ik vrij vlot ingehaald door Fabian. Ik loop op dat moment al met grote wandelpassen omhoog en hij probeert mij duidelijk direct te lossen. Ik ga pal in zijn sporen lopen en ren met hem op. Regelmatig moet ik even gas terugnemen, maar kan steeds het gat weer dichtlopen. Op het vlakke stuk bovenop loopt hij bij me weg maar in de afdaling zit ik snel weer vlak achter hem. In het dal word ik geholpen door een tractor die het hele pad blokkeert. Hij gaat rechts, ik links. Links is sneller, we lopen weer exact gelijk. In de volgende, ook weer lange klim loopt hij ditmaal wel langzaam bij me weg en ben ik er van overtuigd dat ik hem niet meer terug zal zien. De afgelopen inspanningen hebben me een hoop energie gekost en een opkomende stekende koppijn met vlagen van misselijkheid maken het lopen niet makkelijker. Vrij plots haalt een volgende deelnemer me in met dusdanig hoog tempo dat ik na vijf tellen al stop met volgen. Mijn maag protesteert hevig en ik kan mijn maaginhoud niet binnenhouden. Enkele golven van gel en sportdrank mik ik over een paar mooie gele bloemetjes en vervolg wankelend mijn weg.
De kilometers die volgen zijn vrij vlak of lopen geleidelijk naar beneden. Ik voel me diep ellendig en tussen het drinken door ledig ik nog een paar keer mijn maag over de bosviolen en orchideeën. Met een zure smaak ik mijn waffel en betraande ogen van het overgeven misluk ik volledig in het vaart houden op een door tractoren omgewoelde brede bosweg. Stampende voeten achter me kondigen de volgende opponent al weer aan. Met meer zin in een potje janken dan in vechten laat ik hem passeren en hoop op… eigenlijk een klein wondertje. Snel loopt deze deelnemer die ik wel herken maar waarvan ik de naam niet weet door een bocht bij me weg. Na de bocht begint de route weer te klimmen. Niet heel steil, wel lang. De volgende deelnemer uit het achterveld haalt me in en probeert op de helling te versnellen. Zijn versnelling maakt me boos. Haalt het bloed onder mijn nagels vandaan. Ik pareer zijn versnelling en ga weer voor hem lopen. Tot vier maal toe haalt hij me in en tot vier keer toe ga ik weer voor hem lopen. Steenkapot kom ik boven. Eén keer kijk ik hem aan en zie dat hij minstens zo stuk zit. De momenten dat hij me inhaalde lag ik zevende of achtste, ik weet t niet precies, maar in ieder geval was t welletjes. De volgende glooiende kilometers loop ik, met Scooter in mijn oren, op pure nijd bij hem weg. In een afdaling die gevolgd wordt door een klim ná een heel scherpe bocht naar rechts zie ik hem niet meer, maar in de haakse bocht wel weer de andere loper die me had ingehaald. Inmiddels weet ik zijn naam: Eric. Eric had de bocht gemist en loopt nu vlak achter me. In de klim loop ik heel langzaam bij hem weg. Al voel ik me nog kotsmisselijk en moet ik mezelf als een soort van franse gans gedwongen vetmesten, ik put moed en energie uit deze ommekeer. Besef in ieder geval dat de mensen om me heen niet sneller of fitter of sterker zijn dan dat ik op dat moment ben. Vlak voor de tweede keer de Cretes de Frahan haalt nog één iemand me bij. Van hem gaat iets ontwapenends uit. Even hebben we oogcontact en hij kijkt vriendelijk. Hij ratelt wat in het frans maar ziet dat ik er niets van snapt. Zijn “together we’re stronger” raakt me. Geeft me kracht. Over de technische smalle paden van de Cretes is de machtsverhouding snel duidelijk: ik daal beter, hij klimt sneller. Bij de overgangen van klimmen naar dalen laten we elkaar voorgaan. We helpen elkaar.
Na de cretes volgt de derde verzorging. Hier passeren we samen en lopen door naar “the wall”. The wall is de start van wat Wim vanmorgen de finale noemde: de laatste 15 kilometer zouden volgens hem lastig terrein zijn. In goede doen zou ik hier naar uit kijken, maar vandaag zie ik er tegen op. Ik hoop dat ik voorlopig nog kan aanhaken bij mijn franse vriend maar twijfel hier hevig aan.
Na een meter of twintig op the wall neemt de fransman gas terug. Ik denk uit zijn worden op te kunnen maken dat hij niet meer kan versnellen. Ik neem de kop over en loop op het ritme van de mokerslagen in mijn hersenpan omhoog. Als een galeislaaf “roei” ik op de tromslagen van een grote Romein omhoog. Vanaf hier is elke vorm van comfort toch wel zoek dus geeft de koppijn me zelfs enig houvast. Boven bij de weg word ik aangenaam uit mijn ritme gehaald door Annette, de meiden en Michiel. Michiel gooit snel een nieuwe camelback op mijn bult en t lucht op om even te kunnen spuien over de pijn in mijn maag. Na de bocht heeft de fransman, die de kop weer heeft overgenomen, om en vraagt of ik nog meekan: “ja, ja: ik kom.” Zelfs mijn Nederlands begrijpt hij, hij houdt even in en samen beginnen we aan de technische paadjes van Les Echelles. In het door ons beproefde concept gaat hij voor omhoog en ik omlaag. Op een vlak stukje langs de rivier probeer ik de laatste gels weg te werken en omdat ik al meerdere keren heb overgegeven probeer ik zoveel mogelijk te drinken uit de volle waterzak. Al gaat t niet van harte, een klotsende maag voelt beter dan een lege.
Een paar kilometer voor de laatste verzorging loopt de route weer omhoog. De fransman loopt bij me weg en wanneer hij dit merkt kijkt hij om. Ik wuif hem door te gaan. Wederom weet hij me te raken door me aan te moedigen door te gaan. Zonder dat hij het hoort beloof ik hem door te gaan. Ik zelf hoor t gelukkig maar net… Het valt me zwaar weer alleen te lopen. Voer een strijd tussen hoofd en voeten om tempo te blijven maken. Een geleidelijke best lange afdaling helpt me hier wat bij.
Halverwege een volgende wat steilere en met wortels bezaaide klim zie ik in de verte opeens een Salomon shirt voor me. Al geruime tijd haal ik regelmatig mensen van de kortere afstanden in maar die hebben een dusdanig laag tempo dat ze direct opvallen als `geen concurrent`. Dit Salomon shirt heeft een hoger tempo als de anderen en toch loop ik rap op hem in. Vlak onder de top herken ik Fabian en duidelijk is dat hij steenkapot zit. Hij zwalkt bijna over het pad. Een snelle maar niet zekere rekensom leert me dat de vijfde of zesde plaats te bereiken is. Wanneer ik hem inhaal zet ik aan. Ik wil direct afstand nemen, direct los van hem zijn. Ik heb namelijk niet meer de energie om stuivertje wissel te gaan doen.
Bij de laatste verzorging kijk ik over mijn schouder. Zeker 200 meter heb ik al op Fabian. Met nog vijf kilometer te gaan voelt dit als genoeg. Ik neem snel een paar slokken sportdrank bij de post en ren door. Een vlak stuk… een klim… een afdaling… als in trance beleef ik ze. Met kippenvel op mijn armen en “le vent nous portera” van Noir Désir op mijn oren ervaar ik eindelijk de wind in mijn rug. In de afdaling dringen de geluiden van de bewoonde wereld tot me door. Voor t eerst in een uur of vijf besef ik dat ik ondanks een “valse start” de finish heb gehaald. Dat ik misschien wel veel minder door het ijs ben gezakt dan waar ik onuitgesproken rekening mee hield. Al voel ik me verre van tevreden een gevoel van trots maakt zich van me meester. Na de afdaling loop ik een brug over en hoor van boven mijn naam geschreeuwd worden. Ik kijk omhoog en zie de meiden, Annette en Michiel staan bij de citadel. Ik zwaai omhoog en dribbel naar de allerlaatste korte klim. De trappen oplopend ben ik blij dat ik er ben. Een half hoge high five aan Jette en Mirre voelt lekker en het finishen in een grote tent voelt dat ook. De geur van bier en braadworst maakt me weer misselijk… snel de tent uit.
Trackbacks/Pingbacks