Selecteer een pagina

“Later als ik groot ben kan ik alles, net als mijn vader”. Wist ik toen ik een jaar of vier was.
“Later als ik groot ben word ik soldaat, net als mijn opa”. Dacht ik toen ik een jaar of acht was.
…”Spring ik heel ver, net als Carl Lewis”…
…”Win ik op Alpe d’Huez, net als Theunisse”…
…”Behaal ik olympisch goud, net als Brentjens”…

Jaren later, nu een jaar geleden, toen mijn beide dochters allang niet meer dachten dat ik alles kon, had ik nog één keer een “later als ik groot ben” beleving. Begin augustus 2013 in een gesprek met een goede vriend zei ik over de Ultra Trail du MontBlanc (UTMB): “dat komt nog wel… Later als ik groot ben”. Enkele dagen later brak ik in het bijzijn van diezelfde vriend mijn rechter enkel voor de tweede keer binnen een jaar. In de weken die volgden landde door deze elkaar kort opvolgende blessures het besef dat “later als ik groot ben doe ik mee aan de UTMB” weleens zou kunnen leiden tot “vroeger toen ik jong was had ik mee willen doen aan de UTMB”.

Al bijna dertig jaar heb ik een passie voor duursport. Van asfalt naar off-road naar steeds meer no-road. Vanaf 2009 steeds meer in de vorm van lang-lopen. Altijd trainend in t hier en nu maar dromend van grootse prestaties in de toekomst. Altijd werken voor “later als ik groot ben”. In het najaar van 2013 ging er een knop om: Niet in 2015 of 2016, maar nog in de laatste maand van dat jaar ging “later” in.
In de laatste dagen van 2013 schreef ik me in voor de UTMB loting en tijdens een heuveltraining op 15 januari, de dag van de loting, rond tien uur in de ochtend maakte het continu piepen, trillen en ploppen van mijn mobiel duidelijk dat ik òf ingeloot was en dus heel veel felicitaties ontving òf uitgeloot was en dat heel trailminnend NL me daar cynisch en spottend op wees. Nog een helling of zeventien wist ik de verleiding te weerstaan maar toen zwichtte ik: het was gelukkig optie 1!

Mede door de inspanningen van MST nam mijn raceagenda voor 2014 steeds vastere en internationale vormen aan. Een vuurdoop op het hoogste niveau in maart tijdens de TransGranCanaria gaf me, naast de bevestiging dat ik al een eind op het goede slingerende rotsachtige pad zat, ook genoeg verbeterpunten.
Het grootste verbeterpunt was wel sneller, veel sneller gaan dalen. Het ingehaald worden door kleine bergbewonertjes met zuidelijke trekken lijkende of je stilstaat is uitermate frustrerend. Om dit in het vervolg te voorkomen heb ik kilometers naar beneden gerend alsof er een hongerige leeuw achter me aan zat (om vervolgens als een oud opatje omhoog te hobbelen). Op elke helling in de omgeving van Nijmegen heb ik erosiegeulen gerend en heb zelfs het asfalt niet geschuwd. Dat laatste gaf me, op mijn normaal geliefde Beekmansdalseweg, heel veel spierpijn. Maar de spierpijn was ergens goed voor: na drie weken daalde ik al meetbaar sneller dan dat ik ooit tevoren deed.

Dit daalhoofdstuk liep moeiteloos over in een “alleen hoogtemeters tellen” blok. Heel april stond in het teken van hoogtemeters maken binnen de Nederlandse grenzen. In trainingen tot wel vijf uur reeg ik zoveel mogelijk hellingen aanelkaar. Elke vlakke meter was er één teveel. Mijn competitiedrang in de strijdgooiend om tot nog meer stijgende meters te komen daagde ik op Facebook iedereen uit om in NL in één training zoveel mogelijk D+ meters te maken. By far heb ik deze challange niet gewonnen, maar het heeft me geholpen om elke keer nog een keertje extra mijn Duivelsberg te bedwingen en mijn Ravensberg te beklimmen of de Heksenberg nog één keer extra op te kruipen.

In mei zorgden twee verblijven in Hotel l’Esprit Montagne in de Franse Alpen voor de juiste vertaalslag naar het echte bergwerk. Het klimmen ging als vanouds makkelijk maar het ontbreken van vollopende bovenbenen tijdens het dalen gaven me erg veel vertrouwen voor het naderende WK skyrunning en de UTMB.
Eind juni werd het WK Skyrunning een persoonlijk sportieve teleurstelling. Na elf kilometer zorgde dit keer niet mijn rechter, maar voor de verandering mijn linker enkel voor een streep door een hoge klassering. Buiten dit was het verblijf in de MontBlanc vallei fantastisch en inspirerend. Zes dagen en nachten vol passie voor de bergen gingen veel te snel voorbij. Met een katerig gevoel reden we op een miezerige maandagochtend terug naar het laagland. Bij het roze kerkje van Trient stopten we nog even. Terwijl de zon vol doorbrak keek ik naar de bergen achter het kerkje wetende dat ik zeven weken later op exact dezelfde plek weer zou zijn. Dan markeert deze klokketoren het 140 kilometer punt van de UTMB. Dan is het nog maar 28 kilometer naar de finish in Chamonix.

De zomervakantie zit er net op. Drie weken heb ik door de Pyreneeen gelopen. De afgelopen drie weken heb ik meer gelopen dan dat ik ooit deed in 21 dagen. Toppen en kammen met namen als “Cretes de sept hommes”, “Coma d’Armada” en “Puig d’Inferno” waren in het echt nog mooier dan ze op de kaart leken. Steenvelden, zigzag paden en heel veel hoogtemeters hebben me topfit en beresterk gemaakt. De zin in de naderende race is groot.

Het is nu 10 augustus. Vanmorgen reed ik met de auto naar Arnhem voor een training op de Posbank. De radio stond nog op een Franse, allang niet meer te ontvangen zender. Ik drukte de search knop in en de radio stopte bij 100% NL. Ik wilde alweer doordrukken maar de stem van Harry Jekkers weerhield me daarvan: Klein Orkest met “later is allang begonnen” werd gedraaid en de John Frostbrug overrijdend zong, nee schreeuwde ik met de ramen open “Later is allang begonnen en vandaag komt nooit meer terug”.

Later, over 19 dagen, loop ik de UltraTrail du MontBlanc en ik denk dat ik nu bijna net zoveel kan als dat ik wist dat mijn vader kon toen ik een jaar of vier was!

Splash this around