materiaal
Manaslu Circuit (Nepal) in zes dagen
Links, rechts, in, uit. Ik leun op mijn stokken en sleep me voort, steeds een hoogtemeter erbij, steeds een stap dichterbij Lho waar vannacht mijn bed staat. Dit is pas dag drie op het Manaslu Circuit in Nepal en ik ben nu al niet vooruit te branden. Aan de Larkya La pas met zijn 5160 meter waar ik over twee dagen overheen ga moet ik nu echt even niet aan denken. Ik wil alleen maar klaar zijn met deze dag. Iets droogs aan, wat warms eten, m’n hoofd uit en mijn slaapzak in.
Vanochtend bij het wakker worden in Bihi Phedi op 1990 meter hoogte, wist ik al dat het niet mijn dag was. M’n lichaam voelde wel goed – pas vandaag kom ik echt op een hoogte waar ik last van zou kunnen krijgen – maar in mijn hoofd woedt een storm. Waar die nou zo maar ineens vandaan komt is me eerlijk gezegd een raadsel. Hopend op wat focus schreef ik bij het ontbijt met balpen Be here now op mijn onderarm, maar gedurende de dag blijkt er niets minder waar: mijn mantra herinnert me er alleen maar aan dat ik juist niet hier ben. Althans niet met mijn hoofd. Mijn gedachten schieten van het verleden naar de toekomst en weer terug, zonder ook maar een seconde te stoppen in het heden. En dat terwijl ik hier midden in de Himalaya loop, omringd door besneeuwde toppen van zeven- en achtduizenders. “Wel een beetje genieten van het uitzicht, van Duijl”, spreek ik mezelf toe, maar echt helpen doet het niet. Dag drie wordt een echte pity party.
Twee dagen eerder ben ik om zes uur ’s ochtends vertrokken uit Kathmandu, in een enorme Ford pick-up met Chandra en Lakpha, twee van de drie eigenaren van Nubri Manaslu Treks and Expeditions en mijn gids Norbu. De derde eigenaar is mijn collega Tsering, aan wie ik afgelopen februari mijn plannetje al had voorgelegd, en dankzij wie het ook allemaal geregeld werd toen ik inderdaad nog een keer naar Nepal mocht voor mijn werk. Tsering komt zelf uit Lho en is naast eigenaar van een lodge en trekking company sinds de aardbevingen van vorig jaar ook projectmedewerker bij een hulporganisatie.
Mijn gids Norbu blijkt een fitte jongen te zijn van 22 jaar oud met een hippe kuif zoals alle Nepalese jongens van zijn leeftijd. Ook hij komt uit de Nubri Vallei maar is in Kathmandu naar school geweest, net als een groot deel van de kinderen uit de vallei die worden opgevangen in de grote stad door Chandra en zijn vrouw zodat ze een goede opleiding krijgen en die kennis terug kunnen brengen naar hun dorpen. Norbu is daar zelf ook een product van: naast gediplomeerd trekking gids is hij ook leraar en vanaf deze zomer zal hij in Sama een kleuterschool gaan leiden.
Eigenlijk wilde ik helemaal geen gids maar op het Manaslu Circuit is het verplicht om met minimaal twee trekkers en een gids te lopen. Onder die tweede trekker is wel uit te komen: De trekking company regelde een permit met behulp van een paspoort van een vriendin en bij de checkpoints wordt de verklaring van loose motions (buikloop) bij de zogenaamde ghost trekker zonder discussie geaccepteerd. Zonder gids wordt je echter wel tegengehouden, blijkt ook wel uit het verhaal van Lizzy Hawker die een week eerder een FKT (Fastest Known Time) poging deed op het Manaslu Circuit en in de problemen kwam.
Na zes uur hobbelen over grotendeels onverharde wegen arriveren we in Soti Khola. Hier houdt ook de jeepable road op en begint het pad. Het is inmiddels 2 uur ’s middags, en na een toost met Redbull en nog wat groepsfoto’s beginnen we dan eindelijk met lopen. Het is even aftasten met Norbu. Ik denk dat hij zich niet wil laten kennen en omdat ik had bedacht dat we deze eerste halve dag wel bij elkaar kunnen blijven stormen we al snel in hoog tempo gutsend van het zweet over de paadjes, alleen af en toe stoppend om een ezelkaravaan te laten passeren. Ik krijg instructies (“altijd aan de bergkant blijven als je een ezel passeert, je zal de eerste toerist niet zijn die in een afgrond beland vanwege een duw van een ezel”) en verbaas me over de souplesse waarmee Norbu afdaalt met z’n zware bergschoenen aan. Het is vandaag 34 graden Celsius maar ondanks de hitte kan ik het vier uur en 20 kilometer later in Tatopani toch niet laten om de hot spring uit te proberen. Stomend heet water komt er uit de berg en ik besluit gelijk m’n kleren maar te wassen. Dit kan weleens de laatste kans zijn de komende week op een warm bad, of überhaupt een wasbeurt want aan koud badderen heb ik een grondige hekel!
De volgende dag vertrekt Norbu een uurtje eerder dan ik en we spreken af dat hij bij het checkpoint in Jagat op me wacht. Ik heb een heerlijke paar uur in mijn eentje om mijn eigen tempo en eigen weg te vinden. Dat laatste is heel eenvoudig, de route wijst zich vanzelf en als je in een dorpje eens de verkeerde afslag neemt word je gelijk nageroepen en de goede kant op gewezen. In Jagat zit Norbu in het zonnetje op me te wachten, aan alle administratieve verplichtingen heeft hij al voldaan. We lopen samen door naar Philim waar nog een checkpoint is en waar het tijd is voor een lunch van dal bhaat, het basisvoedsel van de Nepalezen dat bestaat uit rijst, linzensoep en groenten. Ondanks dat ik steeds hoger kom is het nog steeds warm vandaag en het grootste deel van de dag loop ik door droge rivierbeddingen en over nauwelijks begroeide berghellingen. Op het pad is het een komen en gaan van mensen en dieren, bijna allemaal met ze iets op de rug: mensen dragen manden met voorraden, grote platte stenen of hout. De ezels die omhoog lopen hebben vaak grote zakken rijst op hun rug, terwijl degenen die naar beneden lopen lege gasflessen dragen. Ik zie her en der nog wat schade van de aardbevingen van vorig jaar, maar veel mensen hebben hun huizen alweer herbouwd vanwege de strenge winter.
Ja, dit is een indrukwekkende hoeveelheid goodies die je zonder probleem mee kunt zeulen
Na 37 kilometer en 1500 hoogtemeters kom ik aan bij een verlaten lodge in Bihi Phedi. Ik wacht uitgestrekt op een houten bank tot de eigenaar me ontdekt heeft en me een kop thee geeft. Hoewel er geen stromend water of telefoonbereik is en de wc een gat in de grond is hangt er in de eetzaal een tv op zonne-energie, en kijken Norbu en de eigenaar van de lodge de rest van de avond Bollywood films. Na een enorm bord egg fried rice en een kom knoflooksoep (goed tegen hoogteziekte schijnbaar) taai ik af naar de relatieve rust van mijn kamer van houten planken met kieren waardoor ik de benedenburen zou kunnen zien als ik ze had en duik ik m’n bed in met m’n boek.
In dat (strip)boek The terrible and wonderful reasons why I run long distances noemt de auteur de stilte die hij zoekt tijdens het lopen, the void, de leegte. Ik bedenk me dat dat precies is waar ik naar op zoek ben als ik dit soort avonturen aanga, uit mijn comfort zone met lange afstanden en lange dagen. De ene keer vind ik die leegte snel en ben ik alleen maar met voortbewegen bezig. Andere keren komen er gedachten bovendrijven die ik eerst eindeloos lijk te moeten onderzoeken, tot ik er klaar mee ben. Sommige dingen zijn nooit af maar soms duren de dagen zolang dat je klaar bent met herkauwen maar nog niet met lopen. En dan is het stil. Eindelijk stil.
Helaas vind ik die leegte de volgende dag, dag drie, dus niet – de herrie in mijn hoofd overstemt zelfs het gebrul van de Budhi Gandaki rivier waar ik de hele dag langs loop. Na een lange, lange dag, met regen, pijn in mijn maag en een razend hoofd, gelukkig wel even onderbroken door een onverwachte ontmoeting in Ghap met Tsering en twee andere collega’s, kom ik aan in het Lho op 3180 meter hoogte. In de Majestic Manaslu lodge word ik door Tsering’s vrouw warm onthaald en bestel ik het enige van het menu waar ik zin in heb: muesli met warme melk en pannenkoeken! De hele dag heb ik nauwelijks kunnen eten vanwege een overheerlijk gerecht dat ik in Ghap voorgeschoteld kreeg: een soort groene salade met kaas en rode pepers. Tsering had me nog wel gewaarschuwd: de mensen die nog omhoog moeten lopen vandaag (ja, jij dus, Susan) kunnen hier maar beter niet te veel van eten… en dat bleek waar (eigenwijs!). Rode peper is echt verneukeratief voor je maag bij inspanning…
De volgende ochtend is de lucht strakblauw en krijg ik een fantastisch uitzicht op Manaslu voorgeschoteld vanaf mijn ontbijttafel. Het leed van gisteren is zo snel vergeten en ik vertrek met frisse moed richting Samdo. Vandaag een korte dag van 12 kilometer met een lange tussenstop in Sama. We lopen van 3180 meter naar 3875 meter hoogte en ik vind het best spannend. Ik voel me nog steeds goed, ben hyperalert op verschijnselen van hoogteziekte zoals hoofdpijn maar voel eigenlijk alleen aan mijn ademhaling dat we nu echt hoog beginnen te komen. Met hardlopen heeft dit natuurlijk allang niets meer te maken. We lopen wel door, ongeveer twee keer zo snel als de gewone wandelaars die minimaal twee weken over deze route doen, maar ook op de vlakkere stukken heeft mijn lijf absoluut geen zin om meer inspanning te leveren dan het al doet.
“Ik heb de Nathan Journey gebruikt op meerdere dagtochten en tijdens een driedaagse tocht en kan niet anders zeggen dat ik hem met veel plezier heb gedragen.”
In Sama wijst Norbu me het pad dat naar het Manaslu basecamp op 4400 m loopt. Mijn vage idee om naar het basecamp lopen als acclimatisatie verdwijnt als sneeuw voor de zon, jee wat steil en wat ver weg nog! Ik loop liever op mijn dooie akkertje door naar Samdo om daar in mijn bed te acclimatiseren! En zo gezegd zo gedaan. Al om twee uur kom ik aan in Samdo en neem mijn intrek in een klein kamertje in het Yak Hotel met een small pot (een thermoskan van een liter) met gemberthee. Nog steeds geen hoofdpijn? Nog steeds geen hoofdpijn! Eetlust? Honger als een paard! Check! Alles onder controle. Als ik me morgen nog zo voel moet het lukken om die Larkya La pas over te gaan.
Een uitgelezen boek en meerdere dutjes later heb ik toch wat hoofdpijn en bij het avondeten ook niet heel veel trek. Ik werk toch een bak noedelsoep met knoflook en een gebakken ei naar binnen en neem een ibuprofen voor het slapengaan. De volgende dag ben ik al om vijf uur wakker en voel me weer prima! Jetzt geht’s los!
En vandaag vind ik dan eindelijk waar ik naar op zoek was… die leegte. Terwijl ik vier uur lang tussen rotsblokken en langs de morene van de Larkya gletsjer omhoogloop, denk ik helemaal nergens aan behalve die volgende stap en die volgende ademhaling. En hoewel de pas zelf niet heel bijzonder is, en we vanwege hele donkere wolken achter ons ook geen uitzicht hebben ben ik behoorlijk euforisch dat ik het gehaald heb. Weer een fysieke en mentale barrière doorbroken. Ik kan dit dus “gewoon”.
High van vreugde en de hoogte stort ik me vlak achter Norbu aan over het pad naar beneden. We halen een groep zeer verbaasde Zwitsers in, krijgen een tijdje gezelschap van de porters die met de spullen van de Zwitsers op hun rug wel zin hebben in een sprintje en genieten van onze prestatie. Norbu is zichtbaar opgelucht. ’s Avonds vertelt hij dat hij het ook spannend vond. Een hele verantwoordelijkheid om met mij op pad te gaan, iemand die niet altijd bij hem in de buurt zou lopen en waarbij hoogteziekte een serieus probleem zou kunnen opleveren vanwege het gebrek aan tijd voor acclimatisatie.
In Bimthang stoppen we voor warme chocolademelk, eten en de eerste internetverbinding sinds dag 2. Na de lunch besluiten we om vandaag nog zo ver mogelijk door te lopen. Morgen wordt een lange laatste dag en ik wil het liefste met de benenwagen tot het eindpunt in Besi Sahar lopen, ondanks dat de weg tegenwoordig al begint in Dharapani. We dalen verder af en komen al snel weer in de jungle waar de rododendrons, de nationale bloem van Nepal, nog in net bloei staan. Na 8 uur en 32 kilometer sluiten we deze machtige dag af in Surki, enigszins gehavend vanwege wat struikelpartijen (ik) en lijkbleek van vermoeidheid, hopend dat ze niet nog verder wil (Norbu).
De volgende dag maak ik me op voor 50 kilometer afdalen van 2700 naar 760 meter hoogte. Ik heb er zin in, en tot Dharapani is het ook een groot feest. Mooie geëffende trails, lieve kleine meisjes die om een foto vragen en op mijn telefoon verbaasd naar zichzelf kijken en twee schooljongens die een half uur met me mee rennen omdat ze toch dezelfde kant op moeten. In Dharapani houdt Norbu het voor gezien en neemt een jeep richting Besi Sahar terwijl ik, koppig als ik ben, mijn weg over de weg vervolg. En dat gaat niet alleen naar beneden helaas, en een weg is een groot woord. 50 kilometer blijken er 63 te zijn, en 2000 meter dalen blijken 1000 meter stijgen en 3000 meter dalen te zijn.
Compleet uitgeteld en smerig strompel ik om na 9 en een half uur lopen uiteindelijk Besi Sahar in. Ik heb het gehaald – Manaslu Circuit – zes dagen – 190 kilometer – 8000 m D+ and 8000 D-!
Trackbacks/Pingbacks