Van plan B naar droomtrail…
“…das Eisjöchl ist wegen zu viel (Neu)schnee nicht zu begehen…”
met die woorden maakte het lokale berggidsenbureau een einde aan mijn plannen voor een (solo) ultra-trail om en door de Texelgruppe in Noord-Italië. Misschien was het eigenlijk meer een bevestiging van wat ik de afgelopen week zelf al geconcludeerd had; het hooggebergte lag er nog erg winters bij.
In die week keek ik, vanaf ons balkon op een Bergbauernhof, uit op een mooie bergkam aan de overzijde van het dal. Vriend Google vertelde me dat dit de Zufrittkamm was, een uitloper van de Ortler-Alpen. Met toppen rond de 2600 meter net iets minder winters; een nieuw plan was geboren.
Veel MST-logo’s
Na bestudering van de kaart kwam ik op een ronde van ongeveer 35km en richting de 3000D+. Heen over de bergkam en terug door de ondergelegen bossen. Zeker geen ultra-trail in afstand, maar qua “time-on-feet” zou het er uiteindelijk veel weg van hebben.
Tijdens het pakken van mijn uitrusting de eeuwige strijd van wat wel en niet. Veel spullen blijven ongebruikt in je rugzak zitten, maar dat is nou eenmaal niet anders bij bergavonturen. Opvallend vaak kom ik het MudSweatTrails-logo tegen. Wat een boel inspiratie en motivatie heb ik door en met hen opgedaan het afgelopen jaar. Die spullen gaan dus sowieso mee.
De volgende ochtend rij ik talloze haarspeldbochten naar beneden, om aan de overkant van het dal net zoveel bochten weer naar boven te rijden. Ik parkeer op 1342 meter hoogte bij het eindstation van een berglift, maar die zal het komende uur nog niet draaien. Een paar minuten later loop ik het bos in, om langzaam aan de eerste klim van een kleine 600D+ te beginnen.
De bossen zijn om dit tijdstip nog net zo fris en fruitig als ik mij voel, en ik tik de meters vrij makkelijk weg, ondanks dat ik een slechte klimmer ben. Boven op de bergrug aangekomen zie ik vooral wolken. Mijn directe omgeving hangt in een hele lichte nevel, en een mooi uitzicht krijg ik nog niet. Ik passeer almen waar de koeien me nieuwsgierig aankijken, en vanuit de mist klinkt nog veel meer vrolijk geklingel. Inmiddels loop ik boven de boomgrens en lijkt de omgeving meer een soort hoogvlakte. Iets wat ik vooral voel (ik kan af en toe rennen), maar waar ik weinig van zie omdat mijn zicht beperkt is tot een cirkel met een straal van 50 meter. Terwijl de bergrug langzaam verandert in een bergkam en steilheid en ruigheid toenemen, trekt de mist langzaam op. Om de bergkam hangen nog overal wolken, maar ik zie tenminste weer iets van de mooie bergwereld om mij heen.
Via een pad dat inmiddels bestaat uit her en der aangebrachte markeringen, met daartussen vooral blokkenterrein, klauter ik naar de Naturnser Hochwart (2608 meter). In het laatste steile stukje voel ik de zon door de dunner wordende bewolking branden, maar door een frisse bries trek ik toch een jasje aan. Bovenop trakteert de berg mij op enkele doorkijkjes naar de dalen om mij heen, en op het moois dat nog komen gaat. Snel krabbel ik wat in het ‘Gipfelbuch’ (iets met Skyrunning) en duik de graat weer op. Kilometers lang gaat de route op en neer over soms technisch, en soms minder technisch terrein. Echt “runnable” is het hier echter nergens, niet voor mij althans. Al was het maar omdat ik ruim binnen de grenzen van mijn kunnen wil blijven. Ik loop nu continu in de wolken, en zo voel ik me ook. Wat is dit gaaf! Af en toe valt er een klein gaatje in het wolkendek en zie ik de steile afgronden links en rechts van de graat. Het voelt bijna als een waarschuwing van de natuur om me vooral niks in mijn hoofd te halen. Als ik iets verderop een berggeit tegenkom, hoor ik hem mekkeren: “Je heet geen Kilian”. Weer een waarschuwing. Toch voel ik me wel een beetje zo. Mijn trail lijkt door de technische, alpiene route momenteel meer op het snelle alpinisme dat hij tegenwoordig veel doet, en heeft met trailrunnen minder te maken. Skyrunning is wel van toepassing, alleen ren ik er niet zoveel bij.
Inmiddels ben ik op het hoogste punt van mijn route, de Schwarzer (2616 meter). Naast een schattig klein bivak vind ik een plek uit de wind en eet mijn beste lunch ooit. Terwijl ik zit na te genieten van het leuke klimmen en klauteren op de graat, trekt de bewolking langzaam omhoog. Een groep van 5 Duitse klimmers komt op de top. Buiten het personeel op de hutten tijdens de terugweg, zijn dit de enige mensen die ik vandaag op mijn route tegen zal komen.
Beren op de weg?
Ik daal af via de steile kant van de top, naar een soort grote kom met een meer. Eindelijk kan ik een eind rennen, ondanks dat een pad ontbreekt. Het meer is deels bedekt met ijs en wordt gevoed door talloze smeltende sneeuwvelden op de helling aan de andere zijde. Volgens de markeringen loopt mijn route hier overheen. Doordat ik geen idee heb wat er onder de sneeuwvelden zit, behalve het vele smeltwater dat ik kan horen stromen, kies ik voor de veilige variant. Ik slinger de helling over door het doolhof van sneeuwvelden. Ik herinner mezelf er enkele malen aan dat de veilige optie (bijna) altijd de juiste is. Ik heb tijd genoeg. Mijn water daarentegen is wel op, dus ik vul even bij in een stroompje.
Nadat ik de bergkam over ben, daal ik af via een grote puinhelling. Ik zie op de kaart dat ik naast de Bärenloch loop en vraag me af waarom deze zo heet. Ik twijfel in welk deel van de Dolomieten ook alweer beren lopen en hoe ver dat hiervandaan is. Stiekem loop ik toch iets voorzichtiger om grote rotsblokken heen. In de diepte onder mij zie ik, ingesloten tussen dennenbomen, een klein turquoise meertje liggen. Ernaast ligt een berghutje, waar rook uit de schoorsteen kringelt. Verbijsterd door het hoge ansichtkaart-niveau, ben ik even bang dat ik een vochttekort heb en een soort fata-morgana zie. Na een gaaf stuk “flowtrail-naast-riviertje” kom ik rennend aan bij een van de mooist gelegen hutten die ik ooit gezien heb. Idyllischer dan dit vind je ze alleen in de folder.
De huttenwirt komt naar buiten en meteen snap ik waar de naam Bärenloch vandaan komt, wat een beer! Gelukkig doet zijn glimlach niet onder voor zijn bovenarmen (en bovenbenen) en al snel zit ik achter een halve liter cola te vertellen waar ik net vandaan kom en waar ik nog heen moet. Hij doet net alsof hij heel erg onder de indruk is, maar ik kan me niet voorstellen dat hij überhaupt ooit ergens van onder de indruk geweest is in zijn leven. Had ik al gezegd dat hij best wel groot was?
Vanaf hier duik ik de bossen in en begin ik echt aan de weg terug. Met de brandende zon verscholen achter de bomen, laat ik me door mijn horloge en mijn handheld-GPS vertellen dat ik zo’n 20km afgelegd heb in de afgelopen 7 uur. Eerder deze week was ik al in de bossen iets verderop op de berg, en ik verheug me erop weer wat kilometers te kunnen rennen.
Ai, wat had ik me vergist..
Op dit stuk van de berg blijken de bossen een stuk ruiger, en de paadjes dus ook. Behalve een oneindige afwisseling van steile klimmetjes en afdalingen, is geen stukje van het pad ook maar een beetje plat te noemen. Over een wirwar van gigantische boomwortels en rotsen slingert het pad over de steile hellingen. Een misstap betekent vooral een boel snelle, negatieve hoogtemeters. Vlot, maar voorzichtig, volg ik het pad van alm naar alm. Door de felle klimmetjes en een temperatuur die aardig oploopt, begin ik langzaam vermoeid te raken. Erg blij ben ik dan ook om na een klim van bijna 200D+ op de laatste alm te staan. Vanaf hier is het nog een kleine 600D- naar de auto. De paadjes zijn nu een stuk meer “runnable”, en het gas gaat erop! Met een grote glimlach en vol energie sta ik 40 minuten later beneden.
The trails are calling
Na 10 uur en 45 minuten “time-on-feet” (toevallig ook mijn eindtijd bij de Eiger Ultra Trail 51km vorig jaar) kijk ik super tevreden terug op een prachtige dag in de bergen. Terwijl ik dit twee dagen later schrijf, zie ik “mijn route” aan de overkant van het dal en denk maar één ding..: “The Trails are calling, and I must GO!”
Trackbacks/Pingbacks