Selecteer een pagina

Met nog 100 meter te gaan geeft mijn vader mij een high five terwijl ik hem met tranen in mijn ogen wil omhelzen. Samen vermijden we een struikelpartij en even later finish ik als zevende de 80 kilometer lange Trail de Vulcain.

Een trail die vier maanden eerder zijn aanvang had met een prikkelend mailtje van Gideon Zadoks die mij samen met een aantal andere trailatleten uit Les Pays Bas uitnodigde bij hem de opening van het Franse trailseizoen bij te wonen. Ik had mijn enkel drie weken voor deze uitnodiging gebroken en was vooral gefrustreerd over alles wat ik nog niet kon. De uitnodiging gaf richting aan mijn revalidatie. Bij elke mobiliserende oefening, squat en fietstraining had ik vanaf toen een duidelijk doel: Gideon’s aansporende “Voor Thomas, die dan weer hink-stap-springer af is, een mooie gelegenheid om na de Belgen, ook de Fransen z’n harige derrière te tonen” uit te doen komen. Zo gezegd, zo gedaan!

Om kwart over twee in de ochtend gaat de wekker. Met een katterig gevoel sta ik op en duw mijn lenzen in m’n doppen. Chagrijnig begin ik mijn loopkleren aan te doen. Al bij het tweede thermoshirt begint mijn humeur om te slaan. Met al mijn loopkleren aan maakt een vrolijk gevoel zich van mij meester wanneer ik de geur van hete koffie en koude pannenkoeken ruik. In de keuken schenkt Gideon de sterke koffie in en kijkt Jeroen met kleine oogjes voor zich uit: zijn eerste ultra-trail en dan direct één onder extreme omstandigheden. De hele week hebben we al updates van de organisatie gekregen: Ze spreken op voorhand al over een memorabele editie. Naast het aangename vooruitzicht op van een strak blauwe lucht met temperaturen oplopend tot wel tien graden Celsius kondigen ze ook aan dat er op wel 60 van de 80 kilometer sneeuw tot wel 50 cm ligt. Alle reden om met enige terughoudendheid je eerste ultra te starten.

Om iets voor kwart over vijf staan we met zijn drieën onder de startboog in Volvic. We geven onze jassen aan mijn vader die als verzorger zo meteen aan zijn “rally de Vulcain” begint en luisteren naar de laatste informatie van de organisatie. Aangezien ik er geen klap van versta vertaalt Gideon de nuttigste zaken voor me. Hij wijst nog een man met baard aan waar ik rekening mee moet houden terwijl de muziek steeds harder uit de boxen bij de start schalt. Met een onfranse maar gezien de lage temperatuur aangename minimale vertraging worden we weggeschoten. Ik steek mijn duim nog op naar mijn pa en verdwijn in mijn eigen cocon voor de komende uren.

Na een kleine 300 meter slaan we rechtsaf en begint de weg direct behoorlijk op te lopen. Ik voel me zowel mentaal als fysiek supersterk en ga naast de man met de baard voorop lopen. Het loopt heerlijk met ruim 300 hoofdlampjes achter je aan. Ik waan me een klein moment een gigantische locomotief die een hele reeks wagons met gemak over een bergpas trekt. De eerste kilometers lopen continu omhoog en na ongeveer 35 minuten hebben zo nu en dan sneeuw en ijsstroken plaats gemaakt voor eeuwige sneeuw. De paden zijn tot hier steeds breed en simpel te belopen, maar na het passeren van een gehucht lopen we met de kop van de wedstrijd een eerste slingerende trail op. Op dit kruip door sluip door pad kom ik tot de conclusie dat mijn wat minimale hoofdlampje wel heel zielig afsteekt bij de rest van de lichtmasten om mij heen.

Op zich geen enkel probleem want zolang ik vlak achter zo’n bouwlamp aan blijf hobbelen heb ik genoeg zicht. Met een behoorlijk tempo maar toch ook groot gemak loop ik achter de koploper aan en hou dit vol tot aan de voet van de eerste Vulkaan. Tot hier heeft de route zo’n negen km geleidelijk omhoog gelopen, maar hier kijken we een kaarsrecht en enorm steil pad van reflectors tegen de wand van de vulkaan omhoog. Als twee alpinisten lopen we met grote stappen tegen de wand op. Elke stap zakken we tot aan onze knieën weg in de diepe sneeuw. Het tempo ligt laag en wanneer ik even omkijk om te tellen met hoeveel we zijn kom ik er tot mijn eigen verbazing achter dat er achter me niets anders is dan duisternis. In mijn opperste concentratie is het me volledig ontgaan dat we samen wegliepen bij de rest van de kopgroep. De helling blijft lang doorlopen en wanneer we boven komen komt net de zon boven de horizon uit. In een volledig witte kraakheldere wereld voel ik me volkomen in mijn element op de top van de eerste vulkaan. Het uitzicht is grandioos en al is het een wedstrijd ik maak toch, al lopend door diepe sneeuw, een foto met mijn mobieltje. De koploper kijkt verbaast om en ik zie hem denken: “wie is die gek”?

Die gek heeft allang door dat het tempo net een klein stapje te hoog ligt en in de afdaling laat ik de latere winnaar bij me weg lopen. In de tien relatief vlakke kilometers die volgen tot de eerste verzorging loop ik een makkelijk maar gestaag tempo. Voor alles geniet ik van de kou die op de open vlaktes overal om me heen door mijn kleren prikt maar me niet weet te raken en de schitterende uitzichten om mij heen.

Vlak voor de eerste ravito voert de route door een groeve in een oude vulkaan. Het is een leuke, wat vreemde afwisseling op de rest van de route. In een verwarmde hal aan de rand van de groeve zie ik mijn vader eerder dan dat hij mij ziet en het is genieten om zijn blik te zien wanneer hij me waarneemt. Worstelend om mijn mok uit mijn rugzak te krijgen vraag ik de man van de organisatie om cola en vertel mijn pa dat het goed gaat maar door de sneeuw wel ontzettend zwaar is en slopend gaat worden.

Binnen twee minuten loop ik alweer buiten. Via een sneeuwveld waar alleen mijn voorganger heeft gelopen stap ik met grote sprongstap achtige passen richting twee in fel geel gehulde verkeersleiders. Ze wijzen me een richting in die fysiek mijn zwaarste tien kilometer ooit worden. De tien kilometer van de vreetpost tot aan de voet van de hoogste berg van de wedstrijd, de Puy de Dome, bestaat uit louter diepe stuifsneeuw waar ik bij elke stap tot aan mijn knie wegzak. Alleen de koploper en de uitpijler van de race is me op dit traject voor gegaan.

In hun sporen stappen is makkelijker dan zelf een route “sporen” maar al rennend verlies ik tijdens elke vijfde of zesde stap mijn evenwicht en moet ik weer telkens een aantal corrigerende stappen maken. Mijn buikspieren beginnen op dit deel van de route behoorlijk vermoeid te worden van het continu hoog optillen van mijn knieën. In de laatste kilometer tot aan de voet van de Puy probeer ik niet meer te rennen. Al wandelend word ik vrij plotseling ingehaald door een kerel met stokken. Op slag ben ik jaloers als ik zie met welk gemak hij zijn evenwicht bewaart. Lopen met stokken… hoe zat het ook alweer: hoe verder van de alpen je woont, hoe groter de afkeer ervan, hoe meer je er aan hebt… Ik ben definitief om, maar bedenk me een beetje cynisch dat ik daar nu geen klap aan heb.

Gelukkig haalt de opgewekte blik van mijn vader mij weer naar het hier en nu. Hij staat vrolijk te filmen bij de tweede colapost terwijl ik hem op de hoogte breng van het zware traject achter me en tegelijkertijd mijn waterzak uit mijn rugzak vis en er sportdrank bij giet. Als een volleerde ultraloper giet ik ook nog de nodige cola achterover. Tijdens dit wat chaotische vader-zoon momentje komt een volgende loper ook al aan. Het is de man met de baard. Nu ik hem goed bekijk heeft hij wel iets weg van Jezus. Verklaart in ieder geval deels waarom hij zo makkelijk over (bevroren) water loopt. Met een glimlach van oor tot oor door deze gedachte begin ik aan de beklimming van de Puy de Dome. De glimlach verdwijnt vlot. Het pad is steil tot zeer steil en op delen ver-ijst en spiegelglad. Ook op deze watervorm is Jezus in vorm, hij loopt vlot bij me weg, mooi afstekend tegen een blauwe hemel.

Bijna op de top zie ik nog twee mannen snel naderen. Het voelt niet goed om in zo’n kort tijdsbestek van plaats twee af te zakken naar plaats zes. Op de top is een controlepost en tegen de controleur zeg ik dat het beautiful is. Hij vraagt me waar ik vandaan kom en bij mijn slecht uitgesproken “Les Pays Bas” moet hij hard lachen. There are no mountains… what are you doing here! Tja… wat doe ik hier. Net de verkeerde woorden op de verkeerde plek op het verkeerde moment.

Vanaf de top van die berg op 33 km tot aan de volgende verzorging op 48 km vraag ik me dat af. Vanaf plek zes zak ik terug naar plek elf of twaalf. Al is het overal om me heen nog zo licht en helder door de alom aanwezige sneeuw en strakblauwe lucht. In mij is het donker en wazig. De mannen die me inhalen ogen fit. Ik voel me slap. Zij versnellen wanneer ze me passeren, ik moet inhouden om mezelf niet te overvragen. De afgelopen jaren heb ik me aangeleerd om in dit soort situaties te denken in kleine stukjes niet in het geheel. Ik wil uitrekenen hoeveel km het is tot het volgende moment dat ik mijn vader zie. Tot overmaat van ramp zie ik dat de batterij van mijn horloge op is. Dan maar het kaartje: met het hoogteprofiel en kaartje bereken ik dat het nog een kilometer of zeven naar de post is. Zeven kilometer is net zo ver als van huis naar werk. Van huis naar werk is een peulenschil. Het andere wat ik mezelf heb aangeleerd als het tegenzit is nog meer eten dan ik al doe. In no time werk ik een aantal gels weg, slurp een behoorlijk deel van de drank uit mijn rugzak en werk wat Snickers weg. In de klim die mij nog scheidt van de ravito loop ik in op twee voorgangers. In de afdaling ga ik erop en erover. Ik zit weer in de top tien!

In de vreetschuur is het een drukte van belang. Op dit punt komt de Ultra-trail samen met de marathon. Mijn vader kan me niet vertellen hoeveel ik lig, door de lopers van de korte afstand is het onoverzichtelijk. Snel laat ik mijn mok vullen door een vrijwilliger en ga voor heel even op een stoel zitten. Ik laat de bemoedigende woorden van mijn vader bij me binnenkomen en sta weer op om door te gaan. Ik kijk gedesoriënteerd om me heen. Vanuit een totale leegte opeens in zo’n drukte. In de chaos weet ik niet welke kant ik op moet. Een vrijwilliger ziet me zoeken en duwt me dwingend maar zeer welkom de goede kant op. Buiten voel ik me direct weer prettig. De zon begint steeds meer aan kracht te winnen en het is buiten heerlijk.

Op dit traject is het lastig om helder te hebben wie welke afstand loopt. Na inspectie van de kleuren van de startnummers blijkt dat die het niet gaan vertellen. Het knipkaartje van de meeste mensen om mij heen is geel, die van mij groen. Yes, daar kan ik het aan zien. Een enorme energie put ik de kilometers die volgen uit het feit dat ik twee groene kaartjes inhaal. Plaats zeven of acht zal het nu zijn. Ik voel me weer sterker worden. Krijg weer zin in de klimmen die nog volgen. Een tweetal vulkanen liggen in korte tijd alweer achter me. De afdaling van de tweede is vrij technisch. Enorm diepe en door de temperatuur wat papperige sneeuw maakt het afdalen lastig. Lopend/springend door het spoor van de marathonners zak ik iets minder ver weg maar wanneer ik een misstap maak zak in tot ver voorbij mijn knie weg en val voorover. Ik overstrek mijn linker knie en voel direct pijn in mijn knieholte. Al vloekend en tierend daal ik het laatste stuk af naar beneden. Op een vlak stuk duw ik twee paracetamol in mijn mik en drink een aantal grote slokken. Met een kort pasje valt de pijn mee maar afdalen is geen pretje. Beetje frustrerend dat vanaf hier het parcours voor het overgrote deel daalt. De sneeuw wordt door het afnemen van de hoogte steeds minder diep. Ik hoop dat de sneeuw snel ophoudt en dat het lopen over bosgrond me goed af zal gaan.

Een paar kilometer verder staat mijn pa bij de vierde verzorgingspost. Hij vertelt opgetogen dat ik zesde lig. Ik vertel hem van mijn val en pijn in mijn knie. Hij vult mijn waterzak. Ik drink cola. Met het weer omhangen van mijn rugzak zegt hij droog dat ik nu zevende lig. Net voor me loopt iemand weg. Ik er achteraan.

In de zeven kilometer die volgen wissel ik een paar keer van plek met hem. Vlak voor de laatste verzorging op tien kilometer van het einde denk ik hem afgeschut te hebben. Ik loop op mijn laatste benen, wil eigenlijk alleen maar wandelen. Gun mezelf een minuut zitten en geniet van de lieve aanmoedigingen van twee dames van de organisatie. Wanneer ik doorloop prevel ik de woorden van Scott Jurek: if you can walk you can run. Bij de tiende of twintigste of dertigste keer dat ik het herhaal begin ik weer te rennen. Nog geen minuut later word ik weer ingehaald.

Boos op mezelf dat ik ben gaan zitten zet ik de achtervolging in. In het voordeel op een op en neer gaand glad modderpad langs een stroompje haal ik hem in en probeer afstand te nemen. Een meter of vijftig heb ik zeker gehaald. Al loop ik voor hem ik voel dat ik dit gevecht ga verliezen. Ik merk dat mijn energie op is en dat ik verlang naar de finish. Op de op één na laatste klim haalt de toekomstige nummer zes me weer in. Net als de keren ervoor wisselen we een paar woorden. We wensen elkaar weer succes, dit keer voor de laatste keer. Ik verlies hem uit het oog. De afdaling die volgt doet zeer aan mijn tenen, voeten, schenen, knieën… Ik ben op, Leeg.

Op de helling voor me zie ik een kasteel. Ik herinner me dat deze op twee kilometer van de finish staat. De gehele klim naar het kasteel wandel ik. Boven moedigt mijn vader mij nog één keer aan. Na nog een stukje vals plat begint de laatste afdaling naar de finish bij een groot beeld van Jezus, dit exemplaar had echter geen startnummer op zijn borst en het inhalen hiervan levert me dus ook geen positiewinst meer op.

De laatste kilometer loop ik rustig uit. Ik voel me trots en wanneer de sporthal waarbinnen de finish is in zicht komt word ik emotioneel. De strijd waartoe Gideon me vier maanden geleden uitlokte heb ik tot een goed einde gebracht. Uiteindelijk zijn er maar zes deelnemers waaraan ik mijn harige billen niet heb kunnen laten zien. Bij de sporthal zie ik mijn vader, ik probeer hem te omhelzen terwijl hij een high five geeft…

Na een koude douche bel ik zittend in de zon naar huis en samen halen we Gideon binnen. Ondanks een harde val op de Puy de Dome eindigt hij als 30e. Zenuwachtig over hoe het Jeroen in zijn eerste ultra-trail vergaat loop ik hem tegemoet. Onderaan de laatste afdaling komt hij juichend mijn kant op en loopt nog zo hard naar de finish dat ik hem niet eens meer bij kan houden Op een 77e plek is het ook hem gelukt om net als 109 anderen de hele Trail de Vulcain te lopen. 99 anderen zijn vanwege hun tijd via een verkorte route naar de finish geleid en nog een keer ongeveer honderd deelnemers zijn uitgevallen tijdens deze zeer winterse trail.

Splash this around