Stranger than Paradise – PTL 2017
Nog een PTL? Wat bezielt me? Teaming is niet mijn ding. Ik heb besloten het wel mijn ding te maken. Dit wordt een 300 km lange oefening ont-ikken. Jonathan Koutstaal vormt met mij het team ‘Tais-toi et rame’ (Bek houden en doorroeien!) in de PTL, de Petite Trotte a Leon, een alpiene race over ongeveer 300 km en 26.000 hoogtemeters, deels over trails.
Nacht één
Na een start in Chamonix om 9 uur in de ochtend van maandag 28 augustus lopen we in het laatste daglicht de Mont Buet op. The first day sucks! Het duurt altijd even voordat de machine draait. Het weer is prima, maar ‘het’ wil niet. De benen, de kop, het lijf, de maag. Op de top van de Buet staat Jonathan op me te wachten met zijn i-foto-bel-navigatie-internetding in zijn hand. Jonathan is jong. Jonathan is technicus, hij denkt binair, zegt hij. Jonathan had gelukkig geen problemen met de kabelpassages net iets voor de top. Ik maakte dat wel eens anders mee in eerdere PTL’s. De laatste hoogtemeters van de 3000 meter hoge Mont Buet nekken me nog net niet, maar de toon is gezet.
Buet
Anderhalf uur later is het donker als we bij Ski Roc aankomen, het eerste steunpunt in de race. We zitten op km 40. Zonder dat het helemaal de bedoeling is hangen we redelijk vooraan in het klassement, voor wat dat waard is. We eten wat. Ik verzorg de rug van Jonathan, die nu al open ligt van de wrijving van zijn rugzak op de huid. We gaan een half uurtje liggen op een stretcher, van slapen komt het niet in het rumoerige slaapzaaltje. Het is meer preventief rusten en we zijn zo snel dat we tijd genoeg hebben.
Zwitserland inmiddels. Die nacht wordt de Fenetre d’Arpette (2700 m) op km 65 zowat mijn Waterloo. Ik snak naar adem als een vis op het droge, boven de 2200 m. Ik heb het gevoel ergens hoog in de Himalaya op 6000 m hoogte te lopen. Flashbacks krijg ik naar een documentaire van Han, die met pijnlijke precisie mijn martelgang naar de Cabane de Valsorey (3000 m) vastlegde tijdens de Haute Route die ik met Gideon liep in 2014. Drie stappen. Rust. Drie stappen. Rust. De betere zelfvernietiging.
Jonathan wacht geduldig op me, ik voel me een beetje schuldig. Waarom ben ik toch zo traag vandaag? Ik probeer op de col (2700 m) wat te eten, maar krijg maar een paar hapjes binnen. Algehele malaise. Nog 235 km to go. De zon komt op. Een magistraal begin van de dag, voor ons gloeit een bergkam oranje in het ochtendlicht. We dalen af in PTL terrein: onstabiele meuk, maar ik ben allang blij dat ik even niet meer naar boven hoef.
Fenetre d’Arpette
Rond het middaguur zijn we beneden in het dal nabij La Fouly waar Ienske en Bob van der Weg ons pannenkoeken met spek voeren. Ik eet. Ik leef. Ik doe het weer. De deur naar wederopstanding was simpel: een uurtje slaap in Cabane d’Orny enkele uren na de Fenetre d’Arpette deed wonderen.
Nacht drie
Gérer les nuits, de nachten goed doorkomen. Dat is de sleutel van de PTL. Nacht een en twee zijn nog redelijk te overzien. Maar als je in nacht drie je ritme nog niet gevonden hebt gaan de dingen gruwelijk ontsporen. Na een kort bezoekje aan de Riffugio Deffeyes (Italië) aan het begin van de vierde avond krijgen we een Frans en een Italiaans team in ons kielzog. We lopen rond de vijfde plek op dat moment. Ruim een etmaal daarvoor is het weer omgeslagen. De eerste 50 uur waren qua weer prima. Droog en redelijk zonnig, met aangename temperaturen. Inmiddels hebben we een paar stevige onweren over ons heen gekregen en kilometers moeten navigeren door mist en regen. Vooral in de nacht kan dat spannend zijn. Een aantal technische passages zijn daarom vervangen door wat bonus kilometers over iets minder geëxponeerd terrein. Zelf hebben we liever die technische stukken via ferrata, dat is wel zo prettig voor de afwisseling. Maar de omleidingen die we moeten maken blijken erg mooi en eigenlijk ook nog best uitdagend. Het stuk van Deffeyes (Italië) naar de refuge Ruitor in Frankrijk gaat weer over een pas van 2700 m en passeert een lang blokken terrein bij de meertjes van Tachuy.
Opeens geeft mijn gps aan dat we aan het einde van de track zitten. Ik stop en druk op wat knoppen, maar het paarse lijntje dat ik al 200 km volg is verdwenen! Ik probeer een aantal logische oplossingen voor het probleem te vinden maar niets helpt. We overleggen met de twee teams achter ons. De Italianen hebben vanaf Chamonix pas een half uur geslapen en zijn nauwelijks aanspreekbaar. Ze hallucineren zwaar en vechten tegen demonen en schreeuwen een paar dingen die ik niet begrijp. Ze zien er verrot uit. De Fransen daarentegen zijn helder van geest. Ze proberen de PTL organisatie te bellen, maar er is hier boven geen bereik. Jonathan is ook vrij helder. Hij tovert de route op zijn i-foto-bel-navigatie-internetding. Hij en één van de Fransen die de route op zijn horloge heeft, geven de richting aan waarin ik moet lopen. Ik probeer de makkelijk te belopen delen van het terrein op te zoeken. De samenwerking tussen de teams werkt perfect en we klussen ons via de hoge col die de grens vormt en een canyon aan de Franse kant van de col een weg naar de Ruitor hut. De Frans- Nederlandse samenwerking geeft een kick. We kloppen elkaar op de schouder als we de hut binnenlopen. De Italianen komen iets later uitgeteld binnensloffen en vallen aan tafel in de hut meteen in slaap. De hut heeft geen eten, de baas van de hut geeft ons een kop thee, meer is er niet. Het verwerken van tegenslagen maakt een mens geestelijk sterk. We slapen een uurtje op de matrassen beneden in de kelder en gaan door. Opnieuw de regen in. Het went, dat vocht.
Gemiddeld slapen we nog geen twee uur per nacht binnen. We vullen dit op droge momenten aan met micro siestas van twee tot tien minuten buiten, in het gras, op een plat rotsblok, op het pad.
Als we weglopen uit de hut merk ik al snel dat we toch net niet genoeg hebben geslapen. De eerste nacht dreigt zich te herhalen, maar nu in de stromende regen. Ik voel me miserabel. Ik deel het met Jonathan. ‘Ok, I’ll do the job tonight’, zegt hij. En hij voert ons de volgende col op. In de afdaling die volgt ben ik gebroken. Ik moet even liggen, liefst droog. Ik herinner me een bouwval een paar honderd meter lager. We vinden het ding en gaan binnen liggen op een stapel golfplaten. Het is niet comfortabel, maar wel droog en er is geen wind. Jonathan geeft me twee cafeïne pillen. Na een paar minuten te hebben gelegen dalen we op de cafeïne verder af en klimmen we via 700 m steile skipistes naar onze laatste base vie op de Kleine Sint Bernardpas. Inmiddels is het weer dag. Toch besluiten we even de tijd te nemen voor een uur slaap en een goed ontbijt met polenta en konijn die op het menu staan in het Hospice du Petit Saint Bernard. Hetzelfde voer als twee jaar geleden met Renske en Ernst Jan, op deze plek.
De PTL volgt ieder jaar een totaal verschillend parcours en meestal wordt de richting van het parcours ook omgekeerd. Maar er zijn een paar punten die de PTL altijd wel aandoet.
Tijdens het eten klets ik wat met Lucio Trucco, de berggids die de minder snelle lopers begeleidt op de moeilijkste passages. Zo voor in de race kom ik hem weinig tegen. Voorgaande jaren waarin we altijd aan het vechten waren met de tijdslimieten was Lucio een belangrijk steunpunt. ‘Kom je me volgend jaar helpen?’ Vraagt Lucio. ‘Ik kan wel wat support gebruiken bij het begeleiden van lopers in die via ferrata’s, zeker ‘s nachts’. Ik ga gretig in op de uitnodiging. Next level, zeg maar. ‘We spreken er in Cham nog wel over’, zegt hij. ‘Ik moet nu snel naar de lacs de Tachuy omdat het daar een zootje is geworden en iedereen verdwaalt.’ Na de Frans- Nederlandse navigatie samenwerking is het dus niet meer goed gekomen op de Italiaans-Franse grens.
De laatste nacht
De vijfde nacht is een bitch. Inmiddels is het gaan sneeuwen. De afgelopen etmalen regen maakte het erg zwaar. Inmiddels is een groot aantal teams uit de race gestapt. Op een hoge pas waarvan ik me de naam niet meer kan herinneren komen we in een sneeuwstorm terecht. Het is koud, en in de mistige sneeuwstorm is het niet te zien waar we heen moeten. Ik heb geen idee of er een pad is of niet. De bundel van mijn lamp weerkaatst in de sneeuw en de mist, ik duizel. Om meer zicht te hebben neem ik de lamp van mijn hoofd. Als ik vanaf heuphoogte naar de grond schijn zie ik iets meer, ik meen een pad te ontwaren. Ik zoom mijn gps in en volg de track op de meter. Met een lamp in mijn rechterhand en een gps in mijn linkerhand loop ik te kloten met mijn stokken, onder mijn oksel. Ik kan op dit moment nog wel een paar handen gebruiken. En een staart. En een helder hoofd. Ik ben toch een beetje paniekerig op dit moment. Het is hier niet pluis, ik wil hier zo snel mogelijk weg. Jonathan reageert koel. Gelukkig neemt hij mijn gepaniekeer niet over. Wat heeft het ook voor zin om te stressen? ‘We moeten gewoon geen fouten maken’, herhaalt hij de mantra die ik al dagen uitkraam. Op mijn bek getimmerd met mijn eigen wijsheden. Ik word er rustig van.
We komen uit op het UTMB parcours dat naar de Col de Bonhomme klimt. We zien het schijnsel van de UTMB reflectoren, het is onwerkelijk. Maar het is ook wel zo handig eigenlijk, die nachtmarkering, alsof er een A2 is aangelegd. Sneeuw is hier iets lager inmiddels weer overgegaan in regen. Achter elkaar trekt het hele UTMB klassement aan ons voorbij naar boven, terwijl wij afdalen. Jonathan wil ze allemaal nog ruimte geven. Ik heb meer de instelling dat ze ook wel wat rekening mogen houden met ons. Inmiddels hebben wij al een pak meer gelopen dan zijn zullen doen. Als een van de UTMB-ers me bot met zijn stokken in mijn maag port krijgt hij een hook terug. Geheel per ongeluk natuurlijk.
Rognon afdaling
De nacht eindigt uren later na de Col Joly en de Mont Joly en wat bergtopjes ertussen. Een bordje op een van de toppen is helemaal verijsd. Ik veeg een laagje ijs weg van het scherm van mijn gps. Het is erg koud, guur weer. Ik ben er wel klaar mee en mopper.
De laatste dag breekt aan. Beneden in Les Contamines laden we ons op voor de laatste klim van 1500 meter. We missen de koffiepost in Champel. Na een paar uur droog stoempen is het weer gaan regenen en het is zo koud dat het langzaamaan wit wordt om ons heen. Op 2200 m blijft de sneeuw liggen, ook op het pad. We zijn op weg naar het laatste stukje dat in het roadbook als ‘dificile’ is omschreven: Les Rognes. Op 2400m kijken we elkaar aan. Is het nog wel een goed idee om nog 300 meter te stijgen als hier al zo’n pak sneeuw ligt? Het waait hard en het sneeuwt. Het pad is hier nauwelijks nog te volgen en we hebben geen zin om onder deze omstandigheden door het terrein te lopen. We keren terug. Op weg naar de refuge ‘Nid d’Aigle’ komen we het team tegen dat achter ons loopt. Zij lopen wel door naar boven en halen ons met enkele woorden over om dat ook te doen. Er is een bivak daarboven. Daar kunnen we altijd schuilen als we in problemen komen. We vervolgen toch maar onze weg naar boven. Onze voorgangers zijn veel sneller en we zijn ze snel kwijt.
Boven aan het begin van het technische stuk breekt de zon door. We staan boven aan een redelijke steile rotswand, pal boven het Chamonix dal. Onder ons zien we les Houches en Chamonix liggen. We staan in een vers pak sneeuw van 15 cm. Het is een magisch landschap.
De afdaling is makkelijk te navigeren, maar een paar steile met kettingen en ladders afgezekerde passages maken het in de sneeuw best spannend, hoewel we nergens in de problemen komen. Het is vooral erg gaaf om in de finale van deze PTL waarin alle puzzelstukken op hun plek vallen en we telkens de juiste beslissingen hebben genomen door zo’n landschap te dartelen. Jonathan is er in het bovenste deel van de afdaling nog even niet heel erg enthousiast over. Zeker niet als hij voor het eerst van zijn leven microspikes moet onderdoen en daarmee gelijk door een rotswand mag traverseren. Maar als de hoofdproblemen voorbij zijn kan ook hij ervan genieten.
Er resten ons dan nog duizend meter afdalen en een uurtje over vlak terrein naar de finish. We zijn gesloopt van 127 uur lopen waarvan we ongeveer 9 uur sliepen. We zijn euforisch omdat het allemaal klopte deze keer. En omdat dit resulteerde in een mooie eindtijd. De PTL kent geen officieel klassement, maar we zijn er best trots op dat er slecht vier teams voor ons onder de finishboog in Chamonix door lopen.
Daar bij de finish wordt het emotioneel. Gabriëlla, Jonathans wederhelft, is die ochtend vanuit Hilversum naar Chamonix gereden met hun drie kinderen. Fabian, Loïcq en Franca wachten pa op. Tranen, een familieportret onder de finishboog, omhelzingen. Heerlijk om het van afstand gade te slaan en er zelf even niet meer toe te doen.
En dan is er – na zes weken droogte – bier! Een dag later bel ik met mijn derde PTL-koebel de ziel uit mijn lijf op het UTMB podium bij de finish, waar na de UTMB prijsuitreiking alle PTL-ers samendrommen. In tranen omhels ik enkele vrijwilligers en knijp ik Jonathan in zijn arm.
De PTL, Stranger than Paradise. Het was goed, en nu is het klaar!
Eindoordeel
Qua duurzaamheid zal de rugzak zich verder nog moeten bewijzen, maar dat hij tegen een stootje kan mag duidelijk zijn. Ik ben er mee door dicht struikgewas geslopen en langs rotsen geschuurd, het materiaal kan dit prima aan. Op naar meer avonturen!