Selecteer een pagina

Ultra Tour Monte Rosa (UTMR) 170km 11.200m D+

door | nov 8, 2017 | Nieuws, Trailen in het nieuws

Geïnspireerd door een verhaal uit 2016 van Wimfridus op deze site, ging ik de ontwikkelingen rond de UTMR volgen. Toen het duidelijk werd dat er dit jaar voor het eerst een 170km-editie zou komen waarin je een volledige ronde rondom de Monte Rosa maakt, wist ik het zeker: dit wordt mijn ultra voor 2017! Nu sta ik om kwart voor vier in de ochtend in het startvak te luisteren naar een adjudant van race director Lizzy Hawker die het woord voert. Uiteindelijk pakt Lizzy zelf ook nog even de microfoon. Zachtjes herhaalt ze de uitspraken die we al overal hebben kunnen lezen. Dit is haar trainingsgebied. Dit is de race die zij had willen racen. Haar stem breekt. Eindelijk heeft ze het rond. Haar geesteskindje: het rondje Monte Rosa als ultratrail race. 170km met meer dan 11.000 hoogtemeters door een schitterende alpiene omgeving. De honderd mensen die hier op dit moment bij elkaar staan, zijn de eersten die haar droom mogen gaan waarmaken. Het voelt toch wel heel speciaal. Een kort stukje lokale folkloremuziek, we tellen met z’n allen af en weg zijn we. Mijn trailmaatje Willemijn is er helaas niet bij, maar ze zal me volgen via een GPS-tracker en me morele ondersteuning bieden.

Het lijkt onschuldig

Op de kaart lijkt het een onschuldig hoogtepad, de “Europaweg” van Grächen naar Zermatt, maar we beginnen wel degelijk met een stijging van zo’n 1000m. De toon is gezet. Het hoogteprofiel verraadt 5 lange klimmen van meer dan 1000 hoogtemeters. De hoogste pas waar we overheen zullen gaan is de Theodulpas van bijna 3300m na Zermatt. Dit is de overgang van Zwitserland naar Italië. Ik voel me goed en kijk ernaar uit. Buiten het dorp gaat het pad al snel van asfalt naar onverhard naar single trail door het bos omhoog. In het donker “voel” ik de bergen en de omgeving meer dan dat ik er veel van zie. Ik beland een beetje in de middenmoot. De benen zijn nog wat ochtendstram en ik loop van groepje naar groepje. Is het gewoon pad dan haak ik aan, in de (rots)blokkenvelden die we hier ook af en toe tegenkomen haal ik mensen in. Het valt me op dat veel lopers worstelen met dit terrein, dat Duitstalige berggidsen zo mooi “Gehgelände” noemen. Mij ligt het wel, je moet hier zelf een beetje een efficiënte route doorheen zoeken. Langzamerhand wordt het ook licht. Van de schitterende zonsopgang die ons hier voorgehouden is komt echter niet veel terecht want er hangt een stevige ochtendnevel. Na 17km arriveer ik op het eerste checkpoint, de Europahütte. Met luid gejoel en aanmoedigingen worden de lopers onthaald. Ook de verzorgingsposten later in de race worden bevolkt door super enthousiaste vrijwilligers. Ik check in op dik 3 uur en constateer tevreden dat ik sneller ben dan mijn meest optimistische tijdschema aangeeft, zonder dat ik het gevoel heb mezelf aan het opblazen te zijn. Het loopt best relaxed eigenlijk. De verzorgingspost is buiten. Het liefste wil ik meteen door, maar ik dwing mezelf wat te eten en te drinken. Helaas moet ik ook even het toilet binnen bezoeken. Jammer, want buiten lopen de mensen die ik eerder inhaalde mij weer vrolijk voorbij.

Na de post duikt al snel een hangbrug op. Het is de recent geopende Charles Kuonen Hängebrücke, met een lengte van 494m de langste voetgangersbrug van Europa. Het is een bijzonder gezicht: de brug lijkt letterlijk op te lossen in de mist. Zelfs de bodem van het dal dat de brug overspant 85m lager is vanaf de brug niet zichtbaar door de dichte mist. Op weg naar de Täschalpe (CP2) vallen er dan toch eindelijk gaten in de ochtendmist en krijgen we zicht op de mooie 4000-ers om ons heen. Ik herken de witte top van de Weisshorn aan de overkant van het dal. Net voor Zermatt ontmoet ik een Pool die driftig aan het fotograferen is. We kletsen wat en maken foto’s van elkaar met de Matterhorn op de achtergrond. Het blijft toch altijd weer een schitterende berg om te zien.

De verzorgingspost in Zermatt (37km) stelt niet veel voor. Wat picknicktafeltjes buiten en een kleine tent met versnaperingen op een terreintje een beetje achteraf. Het voelt aan alsof Zermatt ons ultralopers “gedoogt”, meer dan ons van harte welkom heet. Een heel andere sfeer dan bij de Matterhorn Ultraks trail die ik hier nu twee jaar geleden liep. Ik maak me dus maar snel klaar om te vertrekken in de richting van de Theodulpas. Ik ben vooral benieuwd naar het laatste stuk daarheen waar we een stuk over een gletsjer zullen lopen. Uit mijn dropbag is de wintervariant van mijn trailschoenen gekomen die ik nu heb aangetrokken, maar hier in de warmte tussen het winkelende publiek in de hoofdstraat van Zermatt heb ik er weinig plezier van. Waar ik het eerste stuk tot Zermatt erg lekker en snel heb gelopen, voel ik me nu steeds minder in m’n hum. Mijn ingewanden zijn van streek waardoor ik regelmatig even een bosje of een grote steen moet opzoeken en ik heb het veel te warm. Voor mijn gevoel in een slakkentempo loop ik naar boven. Ik word met enige regelmaat ingehaald door andere lopers. Ook Mirjam, met wie ik een appartement deel in Grächen, komt me voorbij als ik uit het zoveelste bosje naast het pad kom zetten.

Ik probeer even aan te haken, maar merk dat haar tempo te hoog ligt voor mij. Ondanks het prachtige decor van 4000-ers waar we hier doorheen lopen, staat het genieten van de omgeving op dit moment even op een heel laag pitje. Bij de Gandegghütte (CP4 op 2929m hoogte) word ik eruit gepikt en krijg ik even gedwongen rust als mijn GPS-tracker gereanimeerd wordt. Hij blijkt tot nu toe geen signaal te hebben doorgegeven. Nadat ik groen licht heb gekregen kan ik door naar de gletsjer waarover de route zonder problemen langs een zomerskipiste omhoogloopt. Ik loop een paar natte voeten op als ik me verkijk op een soort slush puppy ijsbad dat iets dieper blijkt dan verwacht. Fijn die winterschoenen, het water blijft er extra lang in zitten als ze eenmaal nat zijn. Het stuk dat volgt na de Theodulpas is met stip het lelijkste gedeelte van de route. Bedekt met twee meter sneeuw is dit skigebied van Breuil-Cervinia vast heel mooi, maar nu is het een grijsbruin maanlandschap met skiliften waar je over brede gruispaden doorheen loopt. Ik ben dan ook blij als ik dit terrein achter mij kan laten en mij via de Colle Superiore delle Cima Bianche weer naar mooiere oorden kan begeven. Meteen na de col liggen twee prachtige azuurblauwe meertjes en ook de daaropvolgende afdaling over de almen in de richting van Saint-Jacques-des-Allemands is om van te watertanden zo mooi. Wat een voorrecht om hier nog bij daglicht te mogen lopen. Ik krijg er zowaar weer lol in. Zelfs het klimmetje van 600m naar de Colle della Bettafurca dat ik over het hoofd had gezien toen ik van boven af Champoluc voor Gressoney aanzag kan mij niet deren.

Bijna op de helft

Als ik op de volgende verzorgingspost in Gressoney aankom (80km afgelegd in dik 17 uur, bijna op de helft!) is het donker. We zitten weer behoorlijk oncomfortabel buiten, zeker als het ook nog begint te regenen. Een vrouw, die ik bij eerdere checkpoints al een paar keer kort gesproken heb, is iets eerder dan ik klaar om te gaan. Ze staat een beetje te dralen en naar mij te kijken. Ik vraag haar of ze de volgende etappe naar Alagna misschien samen wil afleggen. Dat wil ze wel, dus we gaan samen op pad. Het water komt inmiddels met bakken uit de hemel en de volgende klim naar Passo dei Salati (2922m) staat op het menu. Het is geen slecht idee om samen te lopen onder deze omstandigheden. Ze blijkt Sarah te heten en uit Schotland te komen. Het zorgt voor hilariteit onder de leden van Loopgroep03 die mij vanuit Nederland aan het volgen zijn. Eerder dit jaar in de Legends trail heb ik ook twee nachten samen gelopen met een onbekende Sarah nadat deze zich bij Willemijn en mij had aangesloten. Ik heb mijn Sarah voor de nacht weer gevonden concluderen ze. In het donker pikken we een pad op dat steil door het bos omhoog slingert. Na een paar honderd meter stijgen zie ik achter mij een flits. Ik vraag Sarah, die achter mij loopt, of dat uit haar hoofdlamp kwam. Ze dacht het niet en een paar seconden later komt het antwoord in de vorm van een flinke donderklap. Onweer dus. Dat kan er ook nog wel bij. Ik zie waar we nu zitten weinig risico maar vraag haar toch of ze misschien even wil schuilen. “Schuilen? Nee joh!”, ze kijkt me enigszins gechoqueerd aan. Ze heeft van de zomer de High Trail Vanoise gelopen waar ze de bliksems onder zich in het ijs zag inslaan. Die wordt hier niet warm of koud van. Prima, that’s my girl, we gaan door.

Hogerop wordt het weer nog onaangenamer met een harde wind die over de kale bergflanken waait. Er ligt wat sneeuw en we zien alleen maar vage markeringen. Op de tast vinden we de weg naar de rifugio op de pas, waar we behoorlijk verkleumd binnenvallen. Het blijkt een heerlijk warm hutje te zijn waar we ontvangen worden met warme dranken en dekens en waar we zelfs wat van onze natte kleding kunnen drogen op een verwarming. Als we weer een beetje bijgekomen zijn vertrekken we vlak na een groep van drie andere lopers. Het leek mij wel relaxed hun te volgen en de route te laten zoeken, maar Sarah denkt er anders over en pakt meteen de kop. Als Schotse is ze wel gewend aan afdalen over natte glibberige rotspaadjes. Ik kan moeilijk achterblijven dus ik werk me ook door de groep heen. Het was toch een goede zet want de skipiste gaat al snel over in single track en daar was het vast niet meer zo gemakkelijk gelukt om hen te passeren. Inmiddels loop ik voorop met haar in mijn kielzog, de groep van drie volgt ons op korte afstand. Ik vraag haar of het tempo OK is voor haar en dat beaamt ze. Ik zeg dat ik nog wel iets sneller kan als ze wil en tot mijn verrassing zegt ze “Ja, doe maar”. Ik schakel nog een tandje bij en ze volgt strak in mijn voetspoor. De andere groep kan deze tempoversnelling niet aan dus die zijn we snel kwijt. Langzamerhand trekken de wolken weg en worden sterren en de bijna volle maan weer zichtbaar. Nog een stuk lager gaat het pad over in een steil afdalend pad door het bos met keien en boomwortels. Best lastig om hier snelheid te maken in het donker maar het kost Sarah, die inmiddels voorop gaat, opnieuw weinig moeite. Nu mag ik aan de bak om haar te volgen. Het is de kunst een ritme in het lopen te vinden in afwezigheid van een ritme in het terrein. Ik geniet met volle teugen van onze snelle afdaling door het inmiddels maanverlichte bos.

Tegen 05:00 in de ochtend komen we aan op het checkpoint in Alagna (100km). Hier zullen onze wegen zich scheiden want Sarah wil even gaan slapen en ik wil door. Gelukkig is dit CP wel binnen. Ik heb last van beginnende trench feet en kan hier even lekker mijn voeten droogföhnen. Het eten schiet wel weer serieus te kort. De baas vraagt wat ik wil hebben. Ik zeg: “een warme maaltijd, pasta, whatever”. Dat heeft hij niet; wel koffie, thee, cola, water, soep, brood, kaas, nootjes, gedroogd fruit, chips, cake. Prima om een dagje door te komen tussen ontbijt en diner, maar als ultraloper hoop je toch op iets meer hartige happen. De tweede dag opent met een cadeautje in de vorm van een prachtige zonsopgang die de Monte Rosa roze kleurt als ik op pad ga naar de Colle del Turlo. Het geeft me energie om deze langgerekte klim vanuit het laagste punt op de route aan te pakken. Het is te steil om hard te lopen, in ieder geval voor mij, maar de klim is wel zo vlak dat de hoogtemeter maar tergend langzaam omhoog kruipt. Ik maak er een spelletje met mezelf van, ik mag pas weer naar de hoogte op m’n horloge kijken als er minimaal 100m bijgekomen is. Hogerop wordt de sfeer wat spooky als er mistflarden over de berghellingen trekken. Ik zie de col dan ook pas als ik er bovenop sta. Er staat een klein koepeltentje met een paar verzorgers pal op de col. Ze checken of het goed met me gaat en ik krijg iets wat het midden houdt tussen koffie en thee uit een thermoskan. Na een korte pauze vervolg ik mijn weg naar beneden over het stenige pad. Weer een monsterklim geslecht. Net voor Macugnaga haal ik Mirjam in. We wisselen wat woorden. Ze heeft het zwaar, maar ze loopt ruim binnen de cut-off tijd dus als ze stug volhoudt dan redt ze het wel. Ik ben blij voor haar dat ze zo goed loopt.

In Macugnaga tref ik dan eindelijk een verzorgingspost waar werkelijk alles klopt. Wel een beetje jammer dat zo’n checkpoint pas na 125km opduikt. Het is binnen in een restaurant en het is er aangenaam warm. Je krijgt een grote 6-persoonstafel toegewezen. Er is warm eten, je kunt zelfs kiezen uit pasta, pizza of soep. Maar je mag het ook allemaal bestellen. Ik ga voor de pasta die op een echt bord geserveerd wordt met een kannetje thee met suiker erbij. Ik val als een hongerige wolf aan op mijn bordje pasta maar mijn hulplijn Willemijn roept me tot de orde “rustig eten anders valt het verkeerd” drukt ze me op het hart. Goed punt. Bij vertrek rond 13:00 laat ik haar weten dat ik vandaag nog wil finishen. Buiten op het dorpsplein wordt een feestje gebouwd, hier is men in afwachting van de binnenkomst van de stage racers die hier de finish van hun voorlaatste dag hebben. Als ik weer vertrek begeleiden flarden van de stampende beat van de muziek mij nog een heel stuk de berg op in de klim van 1500m naar de Monte Moro pas. Ik heb er echt zin in en heb het gevoel dat ik nog wel wat mensen kan gaan inhalen in dit laatste stuk tot de finish.

Op de Monte Moro pas is het een chaotische situatie. Ik hoor mensen roepen naar elkaar in de dichte mist. Ik kom lopers tegen waarvan ik mij afvraag of ze het checkpoint net voor de pas überhaupt gevonden hebben gezien de richting waar ze vandaan komen. Ik vind redelijk snel mijn weg over het pad dat gedeeltelijk voorzien is van houten trappetjes en kabels op de gladde rotsen. In een grijs verleden ben ik hier al eens overheen gewandeld toen ik vanuit Zwitserland de GTA (Grande Traversata delle Alpi) liep. Aan de andere kant van de pas staat een man beteuterd te kijken naar de vlaggetjes onder ons. Met een Frans accent vraagt hij aan mij “Do you think the route goes there?”. Ik zie drie vlaggen op een rijtje door een rotsblokkenterrein gaan met rotsen van koelkastformaat die schots en scheef door elkaar liggen. Ik zeg “Sure, you see the markers over there”. Dan komt zijn punt: “Yes, but there are all these rocks”. Moet ik als laaglander nou een Fransman gaan uitleggen hoe je hier doorheen komt? Ik zeg iets als “see you later”, spring over de rotsen naar beneden en kijk niet meer om. Al met al denk ik dat ik hierboven wel vijf of zes mensen heb ingehaald die worstelden met de route en het terrein. Dat is goed voor mijn positie in het klassement. Het geeft me vleugels in de afdaling naar Mattmark. Ook het vlakke stuk langs het stuwmeer kan ik nog hardlopend afleggen, maar als het pad dan later een stuk langs de weg loopt in de richting van Saas-Almagell gaat het toch mis met mijn benen: ik krijg kramp. Het fietspad omhoog naar Saas-Fee kan ik helaas ook alleen nog maar wandelend afleggen door de kramp. Ik wijt het aan de eentonigheid van de beweging op deze lange vlakke stukken in dit gedeelte van de race, want eerder heb ik helemaal geen last gehad.

Einde aan de eeuwigheid

Op de verzorgingspost In Saas-Fee krijg ik van de dienstdoende medic een poedertje tegen de kramp. Even later komt de Pool binnen die ik eerder bij Zermatt heb ontmoet. Hij heeft ook kramp. Hij heeft een grote zak anti-kramp pillen bij zich. Van Tsjechische makelij vertelt hij trots, en zegt dat ik er ook wat moet nemen. Ik zeg dat ik net al een poedertje heb gehad, maar hij dringt aan. Als compromis neem ik er twee van hem aan die ik in mijn rugzak stop. Ik zeg dat ik ze bewaar voor als ik weer last krijg onderweg en ga op pad voor het laatste stuk. In het bos na het dorp komt de Pool me achterop. Hij is duidelijk sneller dan ik, maar hij blijft toch een tijdje achter me hangen. Als ik uit het pad stap om mijn hoofdlamp op te snorren stopt hij ook. Hij probeert me over te halen om met hem mee te gaan. Hij wil dit laatste stuk snel afleggen en zoekt een maatje. Gisteren was voor hem fotodag, vandaag racedag. Ook ik was gisteren wat langzamer, al was fotograferen niet de reden, en vandaag lekker aan het racen. Vandaar dat onze opbouw redelijk gelijk op is gegaan. We hebben wat discussie over hoe ver het nog is. Volgens hem is het nog maar 17km maar ik geloof hem niet. Om een of andere reden denk ik dat ik nog bijna 30km voor de boeg heb. Hij blijkt ook nog een hoger doel na te streven met zijn eindsprint: hij wil per sé voor middernacht finishen want hij moet nog met de auto naar een ander dorp waar zijn overnachtingsadres is. Zijn auto staat in de parkeergarage en hij moet een extra dag betalen als hij pas de volgende dag aankomt. Ik wens hem succes en laat hem gaan.

Ik vind hem een sympathieke gast, daar ligt het niet aan, maar ik wil dit stuk liever in mijn eentje lopen. Alleen in die overweldigende natuur, mijn eigen gedachten denkend door de donkere bergen naar de finish. Focus houden om dit technische traject door het donker veilig af te leggen. Dat lukt beter als ik alleen loop dan wanneer ik aanklamp bij iemand die net iets te snel voor mij gaat. Ondertussen begint het wel te malen in mijn hoofd. Hoe heb ik ooit kunnen denken – en erger nog, melden aan mijn volgers – dat ik nog voor middernacht binnen zou zijn? Ik moet mij vergist hebben: als ik mijn huidige tempo afzet tegen de afstand die ik denk nog te moeten lopen mag ik blij zijn als ik voor het weer licht wordt binnen ben. Ik stuur mijn hulplijn een SMS: “hoe ver moet ik nog?” Het antwoord komt per kerende post en is goed voor de moraal: vanaf Saas-Fee was het nog maar 20km dus mijn Poolse vriend had toch gelijk. Ze SMS’t ook dat ik mag bellen als ik een peptalk nodig heb. Op zich heb ik dat niet, maar misschien maakt ze zich zorgen dat de kramp weer opspeelt, zo langzaam als het nu gaat. Of misschien wil ze gewoon graag mijn stem even horen. Andersom is dat zeker het geval dus ik bel haar. Met mijn stokken in de ene en mijn telefoon in de andere hand loop ik door. Ik hoor een beekje gorgelen onder de rotsblokken waar ik overheen loop. Hol gekloenk van rotsblokken die kantelen als ik ze belast met mijn gewicht. Ik hoop dat ze de nachtelijke geluiden van de bergen herkent en zo wat van de sfeer kan opsnuiven.

Het pad lijkt wel eindeloos door te slingeren langs de bergwand maar eindelijk kom ik dan toch aan op Hannigalp, het laatste checkpoint voor de finish. Ik hoor dat er over “5 tot 10 minuten” lopers aankomen. Dus ik moet nog wel even aan de bak om mijn plek veilig te stellen. Echt niet dat ik mij hier nog laat inhalen. Gewoon 3 kilometer het brede pad naar beneden volgen luidt de instructie. Ik kijk af en toe achterom of ik misschien lampjes zie naderen, maar daar is geen sprake van. Het is dik na 01:00 uur zaterdagochtend als ik het dorp Grächen binnenloop. De finish is een kale bedoening. Een vrijwilliger voor de tijdregistratie en het uitreiken van de medaille en twee Nepalese dames die het standje met wat eten en drinken bemensen. Zelfs een finishfoto moet ik nog zelf organiseren. Op het moment zelf voelt het best eenzaam, maar als je er later over nadenkt heeft het ook wel weer zijn charme. Uiteindelijk doe je het toch allemaal voor jezelf. Ik krijg een dekentje om mij warm te houden. Mijn Poolse vriend is al weg, hij is waarschijnlijk direct doorgerend naar zijn auto. Ik word gebeld door Willemijn die me feliciteert. Diverse lopers uit onze loopgroep zijn speciaal voor mij opgebleven om mij te “zien” finishen. Het doet me goed te horen dat ze allemaal zo met me hebben meegeleefd.

Was er dus toch nog publiek bij mijn finish, ook al was het dan op afstand. Als ik een beetje bijgekomen ben en wat gegeten en gedronken heb vraag ik de vrijwilliger die zich met het registreren van de eindtijden bezighoudt of “the English lady” al in zicht is. Hij kijkt mij niet-begrijpend aan. Ja “Sarah” verduidelijk ik. “Ah” zegt hij, “the British lady”, “ik kijk even of ze er al aan komt”. Ik laat de subtiele terechtwijzing maar even gaan en hoor dat ze inderdaad in aantocht is. Ze heeft het laatste stuk samengelopen met een Finse dame en ze komen nu samen binnen. We feliciteren elkaar met het uitlopen van de race. Ik wil weg nu. Mirjam wordt over ongeveer drie uur verwacht. Ik wil er graag voor haar zijn bij de finish, maar ik kan hier niet zo lang blijven zitten. Ik zou te veel afkoelen. Ik ga naar het appartement om een douche te nemen, even te slapen en kom dan terug neem ik me voor. Het volgende wat ik hoor is Mirjam die het appartement binnenkomt en ik schaam me diep. Ik had mijn wekker nog gezet op iets voor haar verwachte aankomsttijd – althans dat dacht ik. Of ik in coma door mijn wekker heen ben geslapen of dat ik hem uiteindelijk helemaal niet eens goed gezet heb weet ik nog steeds niet. We feliciteren elkaar en stellen het verder nakaarten uit tot “morgen”.

Met een tijd van 45:12:52 word ik 30e. Van de 96 lopers die startten haalden er 33 de eindstreep niet. Ik ben trots als eerste Nederlander het rondje Monte Rosa als ultratrail volbracht te hebben.

Tot slot

De organisatie noemt de race “bold, beautiful and brutal” en daar is geen woord van gelogen. Er staat een interview online met de winnaar van de race (met de toepasselijke naam “Stone”). Hij wordt geïnterviewd in de laatste paar honderd meter naar de finish en blijft maar herhalen: “so hard”, “so tough”, “so technical”, “not a normal ultra race”. De route is inderdaad prachtig, maar ervaring in de bergen is wel een must om deze ultratrail veilig uit te lopen. Denk aan smalle, ongelijke paadjes, soms langs diepe afgronden waar je echt niet in wil vallen. En dat dan in het donker met slaaptekort en mogelijk onder slechte weersomstandigheden. Als je twijfelt, kies dan voor de stage-race. Je loopt het rondje dan in vier dag etappes en hoeft nauwelijks in het donker te lopen waardoor je veel meer van de omgeving ziet en iedere dag “uitgerust” kunt starten.

Splash this around