Lamme Pedro, de vallende adelaar en de oranje loper
“Lamme Pedro!” Ik schiet in de lach en voel me voor het eerst sinds het startschot van de Transvulcania heeft geklonken een beetje ontspannen. “Lamme Pedro!” klinkt het weer. Ik versta niet precies wat er wordt geroepen, maar Lamme Pedro, een stevige gespierde kerel met krulletjes is duidelijk een man van het eiland. Voortdurend wordt hij aangemoedigd. En telkens schiet ik in de lach. Daar loop ik, de zelfbenoemde Rotterdamse skyrunnert, in zijn gesponsorde Raidlight tenue te strijden met Lamme Pedro. Een achterhoedegevecht is het, niks meer en minder.
Het helpt die afleiding, ik begin lekkerder te lopen. Lamme Pedro is net als ik bezig met een inhaalrace. Bij de start stond ik veel te ver naar achteren en kwam ik in de file terecht in de eerste klim. Stom, ik had brutaler moeten zijn en op de tweede of derde rij moeten gaan staan, maar na het inchecken van mijn chip sloot ik als een mak schaap aan in het startvak. Terwijl ik vooraf was gewaarschuwd om vooraan te gaan staan. Het gevolg van deze startplek: wandelen, gedrang, stress bij het inhalen en struikelen over de rotsen naast het pad waar wel ruimte is. Maar goed, ik heb inmiddels een paar 100 man en vrouw bijgehaald en de race is nog lang.
Ik klim makkelijk, helemaal nu we Los Canarios voorbij zijn en ik mijn stokken mag gebruiken. Langzaam wordt het licht, het hoofdlampje gaat uit en verdwijnt in mijn racevest om plaats te makken voor een cap en een zonnebril. Ik kom ook in de buurt van de eerste vulkaantop op bijna 2000 meter. Ik heb gelukkig geen last van de hoogte en klim gestaag door. Ik heb Lamme Pedro na een plaspauze weer bijgehaald en we stoempen door het lavagruis omhoog. Het uitzicht is onbeschrijfelijk als de zon opkomt. De vulkaan, de wolken, de zee. Bijna net zo mooi als het moment 10 minuten voor de start toen Janna me op een pikdonker weggetje uit de auto zette en we de Melkweg boven ons zagen. Op La Palma staan niet voor niks zoveel telescopen, hier is het nog echt donker.
Ik begin aan de afdaling richting El Pilar en laat Lamme Pedro achter. Dalen is niet echt zijn ding. Ik heb deze afdaling afgelopen week al een keer gelopen en het is een heerlijke downhill. Na een wat aarzelend begin laat ik me gaan en vlieg ik naar beneden, althans, voor mijn gevoel. Fly is mijn motto deze race, en dit mantra werkt. Ik word in ieder geval niet ingehaald en haal aardig wat lopers in. Bij El Pilar staat Janna op me te wachten en vul ik mijn mondvoorraad aan om aan het makkelijkste deel van de Transvulcania te beginnen, een kilometerslang breed pad dat ons richting de klim naar het hoogste punt van La Palma zal brengen, de Roque Muchachos. Ook dit pad heb ik al verkend, maar ik merk nu dat ik hem zwaarder vind dan tijdens de verkenning. En nogmaals: het is echt geen moeilijk pad.
Mijn benen voelen wat zwaarder dan verwacht en de paar korte klimmetjes voelen niet lekker. Toch verlies ik geen plekken, maar ik haal ook geen lopers bij. Na een kilometer of tien over het brede pad gaat de route abrupt van het brede pad richting een smalle trail over de kraterrand. Spontaan krijg ik het meer naar zin en de opkomende vermoeidheid is ook verdwenen. Ik haal weer lopers in en ga hard omhoog. In een korte afdaling verstap ik me echter, vang mijn struikeling op met mijn poles, en *knap*, de carbon pole breekt in tweeën. Zelf lig ik op de grond met een bloedende hand. Ik vloek, steek de stokken achterop mijn racevest en ga verder, wetende dat het klimmen nu wel wat lastiger zal worden. De schade valt mee en in het vervolg haal ik, op adrenaline, weer wat lopers bij en in.
Er zijn trouwens meer dan voldoende verzorgingsposten onderweg en bij de post bij Pico Nieve wordt zelfs water met ijs uitgedeeld. Geen overbodige luxe, want op dit punt en op deze hoogte is het onverwacht warm, terwijl ik vlak daarvoor nog in de mist liep. De afgelopen dagen hebben Janna en ik het eiland verkend en hebben we ondervonden hoe wisselend het weer kan zijn op dit eiland. We hebben regenwoud en de bijbehorende regen gezien, hebben in de bulderende wind op het hoogste punt van het eiland gestaan, in de kou worstjes gebakken bij El Pilar en in de zon bier gedronken met Anne-Mummie en Adriaan.
In de klim na de vreetpost doet het ontbreken van poles zich gelden. Ik sleep me langs een hek omhoog en glij een paar keer weg in het losse gruis. Hier ergens lijk ik achteraf mijn kruit verschoten te hebben, de combinatie van adrenaline en daardoor te hard gaan, hoogte, warmte, wind, geen stokken en te weinig eten en drinken hebben me waarschijnlijk opgebroken. Dit stuk van de race heb ik ook niet helder, ik weet nog dat ik ergens richting de rand van de krater hol, terwijl het pad toch echt de andere kant op gaat. Close call. Niet geconcentreerd. Eenmaal op het hoogste punt, de Roque Muchachos begint de lange, lange afdaling richting Tazacorte, 16km dalen met meer dan 2400 dalende meters.
Vooraf had ik me verheugd op deze afdaling, hier zou ik toeslaan. Ik draag een cap met een adelaar en “fly” erop. Vliegen zou ik, net als in de afdaling naar El Pilar. De afdaling is zeker in het begin eigenlijk helemaal niet lastig, maar al vlot vlieg ik richting de grond. Het vliegen wordt zo neerstorten. Het is niet meer dan een knullige struikeling, maar hierna lukt het dalen helemaal niet meer. De rest van de afdaling doe ik dan ook als een adelaar met een gebroken vleugel. Het lukt me niet om iets van ontspanning of energie te vinden. Het enige wat me op de been houdt is het beeld van de oranje loper in Llanos. Het beeld van de finish.
De afdaling gaat later over in een soort van gestolde lavastroom met puntige rotsen. Ook als ik nog topfit was geweest had ik hier flinke moeite mee gehad, laat staan nu met mijn geknakte lijf en geest. Uiteraard word ik aan de lopende band ingehaald en ik verlies veel, heel veel plekken. En precies daar waar je het niet verwacht, op een bruggetje over een mooi geasfalteerde weg kom ik hard ten val. Mijn knie ligt open en ik moet me laten oplappen door de eerste hulp die me volgens mij het liefst in hun wagen hadden gezet. Maar ik heb me inmiddels voorgenomen dat ik hoe dan ook ga finishen, roep gracias y adios en strompel door. Ik ga die oranje loper halen. In de laatste paar kilometer gaat de afdaling over in een haarspeldpad waar schots en scheef rotsen zijn neergelegd. Hier ga ik nog maar een keer hard op mijn plaat en kom weer op mijn linkerknie terecht. Ik ben er altijd nog beter aan toe dan de twee mensen die ik per brancard naar beneden zie komen en zeker beter dan een jongen die ik inhaal die kennelijk zijn arm of pols heeft gebroken. Aan stoppen denkt hij niet, en ik ook niet.
Ik kan door, wil door en ga door. In Tazacorte staat veel publiek vanwege de finish van de marathon en gedragen door hun aanmoedigingen en het beeld van de oranje loper ga ik door. Ik zie wat mensen verschrikt naar mijn gehavende knie en arm kijken, maar ik voel zelf geen pijn. In de laatste 5 kilometer richting de finish in Los Llanos herpak ik mezelf een beetje. Het gaat hier omhoog door een rivierbedding en ondanks wat struikelpartijtjes weet ik mijn plek vast te houden. In Los Llanos staat Janna me aan te moedigen en roept ze dat het nog een dikke kilometer naar de finish is. Er staan duizenden mensen langs het parcours en ik voel me bijna de winnaar van de Transvulcania als ik na dik 10 uur aankom bij de oranje loper en de finishboog.
Het was zwaar, zo zwaar dat ik me nadat ik me heb gemeld bij de eerste hulp om mijn wonden schoon te maken aan een infuus word gelegd en pas een dik uur later weer los word gelaten. Nu drie dagen na de finish baal ik wel een beetje van mijn klassering, buiten de top 100 zelfs. Eerlijk is eerlijk, daarvoor ging ik niet naar La Palma. Een beetje pech en een paar verkeerde beslissingen kosten je zomaar een uur of meer op dit soort races. Tijdens een race word je keihard afgerekend op de fouten die je maakt. Juist dat maakt het lopen van lange trails in de bergen zo mooi en zoveel interessanter dan gehol in ander terrein. Maar goed, dat is slechts mijn mening.
Maar ondanks alles ben ik toch ook wel een soort van trots. Trots op feit dat ik de knop om heb weten te zetten en dat ik deze keer wel heb afgemaakt waar ik aan ben begonnen. Want ook dat is niet vanzelfsprekend weet ik sinds de UTMB.
Next stop: Lofoten. Doel: finishen en minder fouten maken.
“I’ve failed over and over and over again in my life and that is why I succeed.” – Michael Jordan
Trackbacks/Pingbacks