Een hardloper bereidt zich wekenlang kilometersvretend voor op een wedstrijd om goed te kunnen lopen en neemt enkele uren voor de start zijn auto om zich naar de wedstrijd te verplaatsen. Maar ergens is het dubbel om twee uur in een auto te gaan zitten, een halve marathon te lopen en dan weer twee uur in de auto te gaan zitten om thuis te geraken. De reisafstand moet in verhouding staan met de wedstrijdafstand.
Gideon stelde voor zichzelf ooit de regel op dat het aantal loopuren bij een wedstrijd altijd meer moest zijn dan het aantal uren autorijden van en naar de startplaats. En daar hij in een van God verlaten oord in Frankrijk woont betekent dat redelijk lange reistijden en dientengevolge ook heel erg lange looptijden. Die verhouding heeft me behoorlijk beziggehouden. Ik snapte ergens ook wel dat hij 800 km naar een wedstrijd reed die meer dan honderd uur duurde. Dat heeft iets proportioneels. Ik heb inmiddels een nieuwe hobby. Hardlopend naar wedstrijden afreizen. Dat lost het hele probleem in één keer op. Het vergt in het begin wel wat oefening, ik ben er nog niet zo bedreven in. Het is een erg prettige hobby, want bijna iedere wedstrijd wordt er gratis een stuk mee verlengd. In wezen zijn er alleen maar voordelen te bedenken dus.
Eerst was er de theorie en wat verkennende bewegingen, maar gisteren was het voor het eerst zover. De Printannière in Erpent, iets ten zuiden van Namen. Dat is in vogelvlucht 15 km ten noorden van ons huis. Ik had Amaury opgetrommeld om mee te lopen. Die arme jongen had bedacht dat hij de wedstrijd ‘gewoon mee wilde lopen’, zo aan het begin van het seizoen. Ruim vijftien kilometer met de gezellige loopclub van Namen relaxed door het bos toeren. Plus de vijftien theoretische vogelvluchtkilometers naar Erpent zou dat een mooie training opleveren, om weer wat te wennen aan de kilometers.
Het begon in voor ons bekend terrein. Bauche, Crupet, Ivoy. Daarna werd het spannender. In Lustin waren we zo ver van huis dat ik de paden niet meer goed herkende van mijn wekelijkse trainingsrondjes, en in Dave was ik het spoor enigszins bijster. Amaury maakte me opmerkzaam dat we toch echt al wat meer hadden gelopen dan de vijftien beloofde aanreiskilometers. En we waren nog niet bij de plek van bestemming. Hij begon zelfs een beetje te piepen. Ik legde hem uit dat wat extra kilometers een beetje hoort bij zo’n nieuwe hobby en dat hij een vent moest zijn.
Op het moment dat Amaury even stopte om zijn pijnlijke bovenbenen te masseren moest ik hem toch toegeven dat we enigszins verdwaald waren. Ik had net een padloos stukje ingelast en zag boven op de boshelling op mijn horloge dat de wedstrijd over 35 minuten zou beginnen. Lichte stress… Gelukkig zag ik opeens een trein door mijn horizon rijden. ‘Kijk!’ Riep ik. ‘Daar is het spoor. We zijn er bijna!’
We kluunden diagonaal door wat weilanden en vonden de tunnel onder het spoor door. Vandaar was het recht door een bosje bergop naar de startplek, waar we tien minuten voor de start arriveerden, met een kleine 22 km op de teller. Tien minuten was voldoende om snel nog even een tussendoorbier naar binnen te gieten en twee minuten voor het startsignaal stonden we klaar voor vertrek van de wedstrijd. Prima timing. De wedstrijd zelf was een stuk saaier dan de weg ernaartoe. Da’s dan weer een nadeel van mijn nieuwe hobby.
Na de wedstrijd moesten we even bijkomen van alle modderpartijen en de kilometers. Het was opgeteld bij elkaar opeens toch een kleine veertig kilometer lopen, iets meer dan we in ons hoofd hadden, voor vertrek. Even nog overwoog ik om te voet naar huis terug te keren. Maar de angst om in het aanzwellende gedonkerte te verdwalen weerhield me daar tenslotte toch van. Dat doen we een volgende keer wel.
Amaury liep na het nabier wat kreupel naar de auto van bekenden met wie we terug konden liften. Ook weer zo’n detail waar ik van tevoren niet goed rekening had gehouden, eigenlijk. Ik heb dan een nieuw hobby, maar ik heb duidelijk nog niet alle details helemaal in de vingers….