Selecteer een pagina

Door: Eline van den Berg
Race: Tor 130 – Tot Dret, van Gressoney naar Courmayeur

Gressoney met het startvak vol zenuwen lijkt ver achter me gelaten Het is magisch! In de kleine bubbel van m’n hoofdlamp klim ik uren naar Col Pinter. Achter Mike aan. Hij zet af en toe extra aan en haalt lopers in die gaten laten vallen. M’n hartslag schiet omhoog. En ik voel het in al m’n vezels! Ik ben de grootste uitdaging van m’n leven gestart. Ik keek er maandenlang naar uit en ik zag er twee dagen voor de start keihard tegenop. ⁣



Maar nu ben ik los van alles. Los van verlangen en los van angst. Er is alleen dit moment. De ritmische ademhaling, een pulserende hartslag, het geluid van tikkende stokken op de stenen, het gevoel van sterke benen, een spotlight van de hoofdlamp op de hielen van Mike. Op de col wordt gejuicht, geklapt en wild met koeienbellen gerammeld. Wat een onthaal! In de afdaling raak ik Mike kwijt, maar de flow maakt alles goed. Ik voel mezelf de vallei in rollen. Hier ben ik voor gemaakt! Moeiteloos!

De volgende klim dient zich aan. Ik zie de lampjes van andere lopers ver voor me uit een bospad in slingeren. Het is woensdagnacht 05:25 uur, ik ben een uur of 8 onderweg. Ik ga op in m’n eigen tempo. Plotseling een flits. Gedonder. Shit! Precies waar ik bang voor was. Alleen, in het donker, in de bergen, exposed, onweer. Ik kan niet veel doen en probeer onverstoord door te lopen. De volgende uitspatting doet m’n vezels trillen. Het gedonder zet m’n hoofd hard aan het werk: gewoon doorstappen, doorstappen, doorstappen, de kans is minuscuul dat dit misgaat. Maar moet ik niet stilstaan? Hurken? Voeten bij elkaar? Maar niet bij bomen. Er zijn hier zoveel bomen. En die poles, van dat inventieve lichte materiaal, zijn dat bliksemgeleiders? ⁣

Ik wil het niet koud krijgen. Niet stilstaan, niet nadenken. Ik wil door. Dit gaat over! Na drie klappen verdwijnt het al. De hemelpoorten gaan open. Er volgt een enorme stortbui. Ik zie een klein vervallen schuurtje rechts langs het pad. Ik was niet de enige die het opgevallen is. Er wordt iets naar me geroepen en naar de vloer gewezen. De houten planken zijn verrot. Via de randen probeer ik mezelf naar binnen te krijgen. Ik ben niet alleen, hier is het droog en de onweer verdwijnt. Een schuurtje op het juiste moment.

Tijd om door te gaan. Dit is 100% het zwaarste wat ik ooit ben aangegaan. Wat is het verdomd steil. Oneindig steil. Maar ik voel me sterk. Steady. Robuust. De eerste nacht zit erop. Hoe tof zou het zijn? De TOR130 finishen. En met zo’n gevoel!⁣ Maar de onsterfelijkheid sijpelt langzaam weg uit al m’n vezels. Zoals het altijd doet. Dit is geen rechte lijn naar de finish. Zoals het nooit is. En finishen? Hoe durf ik eraan te denken?! Die is ongelofelijk ver weg! En ik voel nu niets wat op finishen lijkt. De kracht sijpelt net zo hard weg als het gevoel onsterfelijk te zijn. En waar is die mooie zonsopgang? Het is mistig. Lichtgrijs. ⁣Ik kijk schuin achter me en kijk vol verwondering naar de iconische Matterhorn. Het is even een intiem momentje. Ik had ‘m nodig. De aanblik, in stilte, van de berg die overeind blijft. No matter what.

“Ik heb het sinds een paar uur loodzwaar”. Meer komt er niet uit. Ik begin het thuisfront mee te nemen. Het is hier zó alleen. De Italianen en Fransen om me heen spreken geen Engels. Ik geen Frans en Italiaans. Soms wisselen we een blik uit. ⁣Daar blijft het bij. De interne drama queen wint terrein. En mijn benen nauwelijks. De klimmen richting de 3000 gaan nog maar met een paar stappen per keer. Dan volgt een zucht. Een neergeslagen hoofd. En tranen. Wat is er aan de hand? Ik voel me totaal verzwakt. En ik ben ‘pas’ 15 uur onderweg.⁣ Ik probeer irritant positief te zijn. Het is hier waanzinnig mooi. De uitzichten zijn fenomenaal. Ik probeer me eraan op te trekken. De blik naar buiten te houden. Het lukt. Een beetje.

Het is van korte duur. Ik voel me leeg. Zwak. Ik kom nauwelijks vooruit naar boven. Iedere stap is luchthappen. Iedere stap hoger is een hartslag hoger. Ik gooi m’n stokken neer op de grond en ga erbij zitten. Op het pad. Het kan me niet schelen. De tranen rollen. Even voel ik medelijden met mezelf. Dit was zo’n slecht idee. Waarom moet ik altijd voor onmogelijke avonturen gaan?⁣ En direct erachteraan: waarom zit ik er ook nog zielig over te doen? Laat het zwaar zijn, maar jank dan in ieder geval terwijl je in beweging bent. Ik word van links en rechts ingehaald. Het werkt niet mee, maar ik ga vooruit. ⁣

Het ontrafelen begint. Heb ik genoeg gegeten? Genoeg gedronken? Elektrolyten? Over het eten twijfel ik een beetje, op de posten vind ik weinig waar ik trek in heb. De rest kan ik afvinken. Is het dan toch de hoogte? Maar daar heb ik nog nooit last van gehad. Ik weet het niet meer. Hoe ga ik het ooit nog zo lang volhouden? De volgende regenbui. Noodgedwongen hou ik er tempo in. Ik blijf warm genoeg. De thee en bouillon op de posten gaan gulzig naar binnen. Ik haal weer lopers in. Het stemt me hoopvol, maar het is koorddansen. En het koord hangt steeds slapper naarmate het midden van de race in zicht komt. ⁣

Het is klaar. Genoeg. Ik kan niet genoeg eten. Ik voel de energie niet. Het is een uitputtingsslag. Dit gaat me nooit lukken. De Tot Dret is een maat te groot. Ik ben niet ‘tough enough’. In de lange afdaling naar Oyace geef ik het op. Ik wandel als iemand die afscheid heeft genomen. In gedachten typ ik berichtjes naar iedereen. Ik heb m’n best gedaan. Dit was het voor mij. Het moest toch eens gebeuren, een DNF. ⁣

Voor de vorm zal ik m’n chip op de life base nog laten scannen. Nog een paar meter, ik zie de blije lach van Chris mijn richting opgaan. Het enige wat ik kan uitkramen is: sta je hier al 6 uur? Het is de frustratie die spreekt over m’n beslissing om op te geven en m’n wandeling naar dit eindstation. Ik wil het niet, maar ik zie geen weg. ⁣Els schiet op me af. De meest behulpzame supporter die je je kunt wensen. Ik wil haar bedanken, maar ik ben een schaduw van mezelf. Ik ben niet blij. Niet energiek. Ik wil helemaal niet meer. Wat doen jullie hier? Ik wil huilen. En slapen. En toch ook niet. Ik wil wel, maar hoe dan?

Druiven. Appel. Sinaasappel. Een bord pasta. Een bak noodles. Koude taaie frietjes. Ontbijtkoek. Alles gaat naar binnen. Ik heb net de telefoon opgehangen. In tranen vertelde ik Annelie dat ik niet meer wist hoe het verder moest. Hoe zwak ik me voelde. Hoe ik geen idee had hoe ik genoeg moest eten. Ik kon niet meer meenemen dan ik bij me had. Op de posten was het niets. Ik zat vast in mijn probleem en er was maar één zin nodig: denk nog even aan waarom je aan de start stond. ⁣Dan komt Chris erbij zitten. En ik kijk recht in de spiegel. Ik ben een hopeloos verhaal aan het herhalen en ik geloof er heilig in. Dit wil ik niet zijn. Ik wil op z’n minst dít dal overwinnen. Want daarom stond ik aan de start. De grens zoeken. En verleggen. Er staat me iets te doen. Ik ga.

Iedere stap is een cadeau. Een fris shirt. Droge schoenen. Schone sokken. Een schone lei. Het “not tough enough” verhaal bestaat niet meer. De finishlijn ook niet. De tijdslimieten kunnen me ook gestolen worden. Ik ben hier. Nu. En het voelt onoverwinnelijk. Ik ben weer waar ik moet zijn. Onderweg. ⁣Het is een privilege. In deze prachtige natuur zijn. Een simpel leven omarmen. Eten, drinken, lopen. Meer hoef ik niet. Aan de andere kant van de vallei hoor en zie ik een steenlawine in de schemer. Wat een imposant kabaal. ⁣

Ik zie plotseling twee politieagenten staan met de armen over elkaar. Ze blokkeren het pad. Huh? Oh. Is dit het? De hallucinaties waar de doorgewinterde ultralopers over spreken? Ik moet om mezelf lachen. De lopers voor mij gaan door hekjes waar ik nooit door zal gaan. Ik zie berghutten waar het licht schijnt. Of toch gewoon bomen? De vervormingen van stenen en boomwortels maken me aan het lachen. Wat een rijk tweede nachtleven heb ik! Dit is toch genieten?

De realiteit keert in volle glorie terug. “Mensen! Mensen! Ik weet dat jullie ver weg zijn en me niet horen, maar alsjeblieft: doe je hoofdlamp uit en keek even omhoog!” Ik wil het schreeuwen. Ik wil naar ze toerennen. Dit is wááánzinnig! Pikdonker om je heen. De laatste vegen schemer tussen de bomen door. Die fonkelende sterren. Dit mag niemand missen. Ik doe het wel zes keer. Ik stop en geniet.⁣ Vooraf had ik gedacht dat de nachten het moeilijkst zouden zijn. Maar dit is alles. Mooier dan ik me kon bedenken.

Ik teer er goed op en zie dan de berghut onder Col du Champillon zie liggen. Het is nog uren ver weg. Saai, rechtdoor. Door de vermoeidheid lijkt het soms op slingeren. Het is het enige moment dat ik uptempo beats door m’n oren laat knallen. Het helpt.⁣ In de berghut is een haardvuurtje. Er omheen dampende lopers. Ik pak een deken en ga op het houten bankje zitten. Het voelt gevaarlijk, maar het is zo verleidelijk: ik sluit m’n ogen. Ik wil even verdwijnen in deze warmte. In dit comfort. Nog een klein stukje naar de top en dan begint de allerlekkerste afdaling. Helemaal in m’n element!

Het is donderdagochtend 5.51 uur. Ik loop de post in Bosses binnen. Als ik even m’n telefoon check schrik ik van de betrokkenheid van iedereen. Wauw! Kennelijk ben ik nu zelfs live in huiskamers te zien! Het geeft een enorme boost. Ik heb niet opgegeven. Ik ga nog en kennelijk mag ik nacht twee afvinken. Betekent het dat ik misschien… de finish ga halen?⁣ Niet te vroeg juichen. Zo zal blijken. Niet de nachten, maar de ochtenden en vroege middag zijn voor mij het moeilijkst. Die ongekende vermoeidheid. Zó. Gráág. Wíllen. Slápen! De laatste lange klim is opnieuw een afslachting van ieder sprankeltje kracht in me. Als ik de col steeds dichterbij zie naderen snap ik er niks van. Er zou toch nog een berghut zijn? Als ik het iemand vraag kijkt ze me zorgelijk aan. Haar blik zegt genoeg. Ik moet terug. Een rustpauze in Frassati kan ik nu vergeten. Niet nadenken. Terug naar beneden. Polsbandje laten scannen. Weer omhoog. ⁣Ik voel me de laatste eenzame loper. Maar ik loop nog. En de afdaling is mijn beloning.

De grootste klimmen zijn achter de rug. Ik wil een inschatting maken, maar ik durf niet te rekenen. Toch voel ik dat kleine smeulende vuurtje binnen wilder worden. Zou het? Dat ik al die bergen heb doorkruist en straks volledig op m’n eigen benen Courmayeur bereik? Ik sta even stil op het pad om de oplader van m’n horloge te pakken. Het volgende moment schrik ik me kapot: “Allez! Allez! Forza!!”. Iemand stuift me voorbij. Shit! Ik ben in slaap gevallen! Hier! Midden op het pad! Ik kan dit nog zo graag willen. Maar hoe hou ik mezelf wakker? Hoe hou ik mezelf scherp? ⁣Eten. Drinken. Tempo wisselen. Op m’n wangen slaan. Eten. Drinken. Tempo wisselen. Vlaggetjes in de gaten houden. Rekensommen doen om m’n brein bezig te houden. Waar zijn de gele vlaggetjes?! Ja, vlaggetjes! Niet nu de verkeerde kant oplopen. Waar zijn alle andere lopers? Ik hou mezelf obsessief bezig. En dat doet de pijn ook. M’n scheenbeen brandt. Het houdt me in ieder geval wakker. Toch voel ik me genoodzaakt er tegen te praten: “Ik begrijp je. Het doet pijn. Maar geef me nog even. Hou je stil. Vanavond mag je helemaal los. Hoe lang je wilt. Maar niet nu. Laat me even. Alsjeblieft”. Even ben ik m’n beste gezelschap.

Met pijn die zich koest houdt stuif ik de bossen uit, het asfalt op. Ik haal alles uit de kast. En het dorp ook! Applaus. Koeienbellen. Winkelpersoneel stormt de winkels uit. Kinderen high fiven. Chris en Mike rennen met me mee naar de finish.⁣ Kippenvel! Ongeloof. Ik ben bedolven onder een laag zweet. Dikke wallen. Een cocktail van emoties die intern rondkolken. En een oorverdovend lawaai van een lijf dat schreeuwt om slaap.⁣ Trots dat ik 1 van die 171 finishers mocht zijn uit 500 deelnemers. Trots dat ik tóch niet heb opgegeven. En dankbaar voor de mooiste boodschap die ik uit dit avontuur filterde: grenzen verleggen doe je zelf, maar niet alleen.

Splash this around