In de verzengende hitte stap ik voetje voor voetje omhoog richting de berghut op Deserte de Platé. Het pad er naartoe loopt zeer steil en met ontelbaar veel haarspeldbochten omhoog. Waar we vandaan kwamen in het bos is allang niet meer zichtbaar, maar wanneer we omhoog kijken is het einde van de klim ook nog niet in zicht. Jette is met haar zes jaar al een grote meid maar haar grensje was al vele honderden hoogtemeters terug bereikt. Steeds vaker neem ik haar op mijn nek en terwijl zij dan met haar vingers mijn haren kamt en weer praatjes krijgt vergaat mij het praten langzaam. Wanneer Mirre weer eens vraagt hoe hoog we nu zitten zeg ik kortaf: “nu effe niet, hijg, hijg, hijg, wanneer we, hijg, boven zijn, hijg, is het ruim, hijg hijg hijg, 2000 meter…
Twijfel
Een paar uur later kijken we vanaf het terras van de refuge over het massief waarvan ook de Mont Joly deel uitmaakt. Nog 500 meter hoger dan waar we nu zitten, mag ik over vijf dagen tot drie keer toe in dat massief naar ruim 2500m hoogte klimmen. Of het nu echt de hoogte is waar ik last van heb of gewoon angst voor de race die ik lopen ga weet ik niet, doet er ook niet toe. Ik heb nog vijf dagen om mezelf er van te overtuigen dat ik het kan.
Na 26 minuten lopen we met z’n vieren het bos uit. Het pad wordt minder steil en voor t eerst in de race kunnen we, uitgezonderd de 300m asfalt bij de start, hardlopen. Twee man zijn vooruitgestoven met een gang die me geen zorgen baart, die komen zichzelf nog wel tegen en dus ik hen ook. Bij de drie man waar ik nu mee loop is ook Alexandre Hayetine. Alexandre won precies een jaar geleden de Ardennes Megatrail en in maart de Trail des Vulcain. Hij komt uit de streek van de Montagnhard en is mijn richtpunt voor vandaag: zolang ik hem maar voor me laat lopen loop ik niet te hard van stapel… Een richtpunt dat ik nodig heb want ik mis het gevoel van wat ik aankan. Hoe hard of hoe zacht moet ik lopen om misschien wel meer dan 20 uur in touw te zijn?
Het pad gaat over in een skipiste en allevier gaan we gelijktijdig over in wandelen. Wandelen met grote krachtige passen, met de handen op de knieen. Onze stokken hebben we allemaal nog aan onze rugzak want die mogen pas na een kilometer of 7 gebruikt worden, om verwondingen in de drukte te voorkomen. Alexandre maakt met de anderen een praatje over Franse koetjes en kalfjes en na een paar minuten komt hij naast mij lopen. Zonder me aan te kijken zegt hij iets tegen me en wanneer ik vertel dat ik maar een beetje Frans kan en hem dus niet versta kijkt hij me aan. “Vous”… Een grote glimlach komt op zijn gezicht en in het beetje Engels dat hij machtig is zegt hij “My day is happy”. Alle zorgen over afstand, hoogte, hitte en tijdsduur worden opeens een stuk minder. Zijn opmerking geeft me energie, meer dan hoeveel gels dan ook bij elkaar kunnen bevatten.
De twee anderen lopen bij ons weg wanneer we de eerste afdaling ingaan. Een paar woorden wisselend over sneeuw en bier na afloop, maar vooral zwijgend lopen we samen naar beneden. De afdaling is steil en mijn bovenbenen geven al snel aan dat langer dan een minuut of 10 naar beneden rennen ongewoon voor ze is. Veel meer nog dan het klimmen is dit nou juist mijn angst: niet (meer) kunnen dalen vanwege onwillige bovenbenen. Het knaagt ergens van binnen maar helpt me ook niet te hard de eerste uren door te komen. Naarmate de afdaling langer duurt, steiler maar vooral ook gladder wordt nemen mijn twijfels toe: pas 500 hm gedaald, hoe moeten mijn benen voelen over een kilometer of 60 met 4000 gedaalde meters…?
In het dal, vlakbij de camping waar de dames nog slapen, is het punt waar de stokken gebruikt mogen worden. Hayetin heeft een aangever langs de kant van de weg staan en ik knoop de lussen op mijn borst los, laat bijna 1 stok vallen, maar vang m nog op, vouw ze uit en klik ze vast. Vanaf hier begint t echt, tot hier was t warming up. Eén van de twee man die aan het begin wegstoven halen we al snel bij, net als de twee man die in de afdalen bij ons wegliepen. Met kleine tussenruimtes lopen we met zijn vijfen omhoog. Twee man hebben geen stokken, onbewust schrijf ik ze al af voor een goede eindklassering: geen stokken op 8800 hoogtemeter… geen schijn van kans. T behendige tikken van Hayetin zijn stokken kent vele varianten en binnen een half uur heb ik er een aantal van gekopieerd. Wat t meest opvalt is dat hij in vlot tempo afwisseld qua techniek, daar probeer ik de rest van de dag op te letten: variatie! In het omhoog lopen voel ik me zeker, heb geen moeite het tempo te volgen. Mijn hartslag bevestigt dat ik rustig aan doe. Konden we maar de hele dag omhoog lopen.
De klim wordt een… juist ja: afdaling. Een brede bosweg gaat steil omlaag, slingerend op de eerste ravito af. Ik laat alle mannen lopen in de afdaling. Mijn benen vertellen me dat te doen, mijn hoofd baalt dat ik ze nu al moet laten gaan, maar nu meegaan is echt doodlopen.
Bij de verzorgingspost zijn de mannen nog niet weg. Ik sta even stil zonder duidelijk doel. Pak wat gedroogde abricozen van een tafel, neem een beker cola en observeer de anderen. Eén van de mannen zonder stokken vult zijn bidons, Hayetin praat opgetogen met een verzorger en een ander zit wat te sjorren aan zijn rugzak. Wanneer zij gaan lopen ga ook ik weer verder. Ik voel me een beetje een toeschouwer in een Frans Alpenonderonsje. Het voortouw nemen voelt ongepast en durf ik ook niet. Volgen is goed. Voor nu…
Na de ravito volgen een paar makkelijke kilometers. Op een meter of 20 volg ik de vier. Aan alles is te zien dat drie van hen aan het smijten zijn met kracht. Wanneer de helling steiler wordt rennen ze net te lang door voor ze gaan wandelen. Ze praten aan 1 stuk door en als ik het goed begrijp gaat t allemaal over vorige bergprestaties. Drie van hen, de vierde houdt zich al een tijdje stil, wandelt veel eerder dan de ander en op het moment dat de brede boswegen plaats maken voor een smal technisch pad is hij weg. Behendig neemt hij met grote stappen en stokken afstand.
Met vergelijkbare grote stappen en in rap tempo toenemende vaardige stokkentechniek loop ik naar de drie toe en volg ze. De hele klim naar de Prarion volg ik de mannen en geniet van het feit dat dat makkelijk gaat. Waar mijn voorgangers beginnen te zweten en misstapjes maken voel ik me in mijn element. Bovenop de berg is mijn zelfvertrouwen gegroeid, in het klimmen doe ik zeker niet onder voor deze mannen. Maar ja ook na deze klim volgt weer een… juist ja afdaling. Het begin is snel en breed. Direct heb ik moeite ze te volgen. Langzaam lopen ze weg en wanneer ik ook nog eens nodig naar de wc moet laat ik ze gaan. 18 km onderweg, nog veel te vroeg om aan te klampen. Tussen een paar struiken overdenk ik de komende route: Een afdaling tot de tweede verzorging daarna volgt een lange klim naar de col de la Forclaz en een lange technische afdaling om vervolgens een stuk op en neer te lopen tot km 41. Wanneer ik me weer in beweging zet is het gevoel van “aanklampen” en “toeschouwer zijn” weg. De spoortjes van energie verkwisten en mindere techniek bij de anderen hebben me het gevoel gegeven dat, wanneer ik volledig mijn eigen race loop, ze aankan.
Bevestiging
Bij de tweede verzorgingspost neem ik de tijd om mijn al mijn drinken en eten goed aan te vullen waarbij de vrijwilligers direct adequaat helpen door water te pakken, cola in te schenken en me te wijzen op al het eten wat ze klaar hebben staan. Willekeurig prop ik van alles in mijn mik en slik het door met een sloot bubbelwater. Praat even kort met 1 van de mannen bij de verzorging en bedank bij het weghobbelen iedereen. Het voelt goed om net weg te lopen wanneer er twee anderen aankomen. Ik heb er zin in. Vanuit het dorp weglopend kijk ik vol op de gletser van Bionassay. De zon komt net boven het Mont Blanc massief uit. In de naaldbossen is het nog heerlijk koel en ruikt het fantastisch. Wanneer het asfalt weer overgaat in steenslag zing ik even hardop “dit is mijn dag”. Lachend om mezelf steek ik mijn handen door de lussen van mijn stokken en begin aan de lange varierende klim naar de col de la Forclaz. Via bos, rotspaden, een schommelende hangbrug en alpenweiden kom ik bij het eerste sneeuwveld van de dag. Net boven het eerste sneeuwveld lopen twee man. Al een week bekend met het vertekenende en verneukeratieve perspectief in het hooggebergte probeer ik niet eens in te schatten hoever ze voor me lopen. Het feit dat ze er lopen, dat ik ze zie, geeft me al moed genoeg om zolang de route oploopt een beetje aan te zetten zonder dat ik mezelf over de kling jaag.
Wanneer ik boven op de col kom heb ik een schitterend uitzicht over de bergketen van oa Mont Joly. Onder mij zie ik de twee kleine stippetjes zigzaggend naar beneden rennen. Zij zijn halverwege de de afdaling, onderaan is als een klein stipje de derde verzorging al zichtbaar. De downhill is zeer technisch. Keien, modder, graspollen, water en hopen sneeuwbrei worden afgewisseld met blatende schapen. Twee zwarte schapen blijven eigenwijs op het smalle pad staan en dwingen me om via de grasberm te passeren. Ik lach er om. Ik geniet. De steeds groter wordende stippen onder mij laten me nog meer genieten. Bij het binnenlopen van de ravito lopen de twee net weg, maar ik heb al afdalend zeeen van tijd goedgemaakt. De machine begint te draaien.
Een dame van de organisatie controleert, terwijl ze me helpt met het vullen van mijn waterzak, of ik alle verplichte matrialen bij me heb. Triomfantelijk laat ik alles zien. Dat rugzakje mag dan heel klein zijn ik heb alles bij me hoor 🙂 ze vraagt of ik nog sportvoeding in mijn waterzak wil en ze mikt er al een frisruikend poeder in. De vrijwilligers weer bedankend loop ik door. Met een scanner wordt mijn startnummer gelezen en de jongen die dat doet roept me vervolgens na: “allez Thomas… Les Pays bas… hahaha, C’est magnifique… Ik zwaai wat met mijn stokken en laat de aanmoediging vol binnenkomen. Krijg kippenvel bij de gedachte dat het wel eens een heel mooie dag kon worden.
Na een klein stukje vlak pad loopt het pad steil omhoog. In de klim zie ik al snel 1 van de mannen zonder stokken. Vijf minuten heb ik hem bijgehaald en achter me gelaten. De kick van klimmen in het klassement is groot maar de toenemende warmte, hoogtemeters en afstand beginnen ook merkbaar op me in te werken. De kilometers die volgen gaan goed maar een lang stuk bos met bemodderde sporen van tractoren kost veel energie. Bij een beekje maak ik mijn armen en hoofd nat en kijk een grote roofvogel na die hoog boven me door een open plek in het bos zichtbaar is: “fly like an eagle” prevel ik en vervolg mijn weg. In de volgende kilometers gaat het bos over in een zigzag klim die maar door en door blijft gaan. Telkens weer een beek doorkruisend. Met zeiknatte voeten probeer ik me voor de geest te halen welke klim dit moet zijn. In al mijn studie van de route kan ik hem niet plaatsen. Dit alleen al brengt me uit evenwicht en flink balend vervolg ik mijn weg. Omhoogkijkend waar een logische route de kam over kan gaan zoek ik naar afleiding. Die afleiding vind ik al speurend in de hoogte in de vorm van een in salomon gehulde atleet, de andere stokloze uit de eerste 26 minuten. Jiiihaaaa. Kleine overwinningen kunnen zoveel waard zijn: baalde ik het ene moment nog van een onverwachte helling nu zet ik mijn stokken extra bij om deze medeloper snel bij en in te halen. Vlak voor het einde van de klim haal ik hem in, of beter: gaat hij hologig voor me aan de kant. Duidelijk een geval van te snel gestart en nu rondhobbelend met een hypo van heb ik jou daar. Ik vraag of hij genoeg eten en drinken heeft en wanneer hij dit bevestigd laat ik hem snel achter. Als ik het goed heb loop ik nu op positie drie en dat geeft opnieuw een berg energie.
Een zeer mooi redelijk vlak, tegen een bergwand geplakt smal pad voert naar de volgende verzorging: Tre la Tete. Het is een refuge waar alleen maar water te krijgen is. Wanneer ik er bijna ben loopt de nummer twee weg. Geeft niets, ik heb hem gezien. Hij is niet ver.
Bij de verzorging helpt een in gevangeniskleding gestoken man me met het vullen van mijn waterzak. Raadt me aan een pet op te doen en vist die op mijn verzoek ook nog uit mijn rugzak. Wanneer hij hem bij me op wil zetten bedenkt hij zich, dompelt hem onder in de bak water en zet hem dan op: “it will help you”. Zo mooi: honderden en honderden mannen en vrouwen zijn een heel weekend bezig om een handje vol atleten te helpen op elk denkbare manier. En of het me helpt, want vanaf dat moment dompel ik die pet onder in elke beek, rivier, drinkbak of bron. Iets waar ik zelf minder vaak aan gedacht zou hebben wanneer deze “Dalton brother” me er niet op gewezen had.
Het pad na Tre la Tete is fantastisch. Een geweldig moeilijke rotsblokken en boomwortelen downhill gaat maar door en door. Ook ik ga maar door en door tot er iets op mijn borst knap zegt. Verbaasd kijk naar mijn buik en zie nog net mijn hartslagmeterband op de grond vallen. Snel raap ik hem op om hem weer om te doen maar zie dan dat hij gescheurd is. Even vloek ik alles bij elkaar, maar na een paar minuten heb ik er al vrede mee. De enige reden waarom ik die band droeg was om achteraf te kunnen zien wat mijn hart deed. Waar de band me moest helpen had hij het al gedaan: in het begin om me koest te houden. Ik ren door in de achtbaanachtige afdaling tot het smalle pad een bosweg wordt. Bij een paar Landrovers stop ik en leg de kapotte hartslagmeterband in de laadklep: zij gooien hem vast wel voor me in de prullenbak.
Nog een goede 4 vlakke kilometers tot de verzorging in Les Contamines. Op 49km zo ongeveer halverwege. De vlakke makkelijke kilometers zijn een mooi stuk om “voor te bereiden” op de drukte van een verzorgingspost midden in een dorp. Alsof je vanuit de hemel in de hel komt. Vanuit totale stilte en rust in een soort van kinderdisco compleet met muziek en joelende menigte. Annette en de meiden zijn hier, maar ook Hans en zijn zoon Jonathan. Heerlijk om even te kunnen praten, te vertellen hoe de race verloopt, te horen dat ik er fit uit zie. De nummer twee in de race is er nog en ook dat voelt alweer als een winstpuntje. Rustig en redelijk gestructureerd drink ik de chocomel en drinkyoghurt die Annette mee heeft genomen, dompel ik mijn shirt in de fontein en vul mijn rugzak weer aan met drinken en eten. Een paar minuten voor mij vertrekt de nummer twee alweer, maar met het gevoel van op de hielen zitten ga ik hem na.
Doorgaan
Na de verzorging in Les Contamines begint vrijwel direct de eerste van de drie beklimmingen van ongeveer 1500hm. Afgewisseld met een heel klein stukje vlak loopt het vanuit het dorp in een steile lijn naar de top van Mont Joly. De eerste kilometers gaan supersteil omhoog. In het dal is het heet en in het bos op de helling erg benauwd. Als een mokerslag in mijn gezicht komt de warmte en helling op me af. In rap tempo verwijnt mijn goede gevoel. Hoe moet ik in godsnaam boven komen? Ik SMS Annette dat ik boven op de berg wel bel voor een tijdsindicatie voor de volgende verzorging, dat ze alle tijd heeft om met de meiden te gaan zwemmen want dit gaat lang duren. Voor het eerst heb ik behoefte aan afleiding. Mijn oordoppen al lopend opduikend uit mijn rugzak zorgt nog voor een ongelukkige struikelpartij maar zonder veel erg kan ik door omhoog. Al tijdens het tweede nummer van Mumford and Sons doemt opeens de nummer twee voor me op. Het is nog best een stuk voor me maar opnieuw “helpt” een medeloper me door een lastig moment door als lokeend te dienen. Op de tonen van Scooters how much is the fish haal ik minuten later de man in. Trek even mijn oordoppen uit en hoor hem zeggen: “C’est dure” . Mijn antwoord is een kort maar krachtig “come on” en gebaar als een wielrenner mijn wiel te pakken. Zonder te kijken wat hij doet plug ik mezelf weer aan de muziek en stap op de tonen van Of Monsters and Men verder omhoog.
Kort na het inhalen van de nummer twee vlakt de klim af. Voor een paar kilometer is de route vlak of zelfs even dalend. Na deze betrekkelijke rust begint eingenlijk pas de echte klim van de Joly: via skipistes en later alleen nog maar losse blokken steen kom ik boven. Op de laatste stukken vaak achteromkijkend en tevreden constaterend dat mijn voorsprong blijft toenemen. Maar ook vaak even een stap overslaand omdat ik gewoonweg buiten adem ben. De hoogte speelt me parten, maar gelukkig heb ik de visuele bevestiging dat ik niet de enige ben.
Na de top volgt een schitterend stuk over een smalle graad. Links en rechts loopt het steil omlaag. Een gevoel van “on top of the world” te zijn wordt alleen maar ontkracht door de nog veel hogere Mont Blanc pal links van me. Dit stuk zal ik vanavond als het goed is weer in tegengestelde richting terug moeten. De gedachte dit in het donker te doen voelt nu al spannend. De afdaling naar links richting Les Contamines opnieuw is een heel lang zigzagpad door steil aflopende natte weiden. Meerdere keren lig ik op mijn reet, de modder zit vanaf mijn knieholtes omhoog tot aan mijn nek. De afdaling brengt net als in de eerste afdalingen de pijn in mijn bovenbenen volledig en veel feller terug. Tot twee keer toe wandel ik een klein stuk om de druk even van mijn knieen en benen te halen maar snel ga ik ook weer door omdat ik de opgebouwde voorsprong niet teniet wil doen. De overgang van dalen naar klimmen, die vrij abrupt komt, is een hel. Volledig geparkeerd wandel ik omhoog. Nog meer gas terugnemend wandel ik ook het volgende vlakke stukje omdat de volgende verzorgingspost op 62 km hier om de hoek moet liggen, beter nu bijkomen en na de verzorging weer door.
Annette en de meiden helpen me opnieuw met alles bij te vullen. Ik neem de tijd om goed te eten en de mensen van de organisatie uit te leggen dat delen van de afdaling niet duidelijk waren. Annette wordt wat onrustig van mijn onbreken van haast en maant me op te schieten. Ik heb maar 1 doel voor ogen: weglopen voor of tijdens dat de nummer drie binnenkomt. Precies wanneer hij aankomt loop ik weg. Ik geef hem een klop op zijn schouder en wens hem succes. Hoe zeer ik het hem ook gun, het voelt goed om deze voorsprong te hebben.
Vertrouwen
Na de verzorging voert een mooi slingerend pad me richting de volgende lange klim. Vlak voor de start hiervan staan Hans en Jonathan nog plotseling een keer langs de route. Fantastisch om zo aangemoedigd te worden. Vol energie en vertrouwen begin ik aan een lange klim door bos en toendra achtig landschap naar de col de la Fenetre. Onderweg is het heet. De zon brandt. Gelukkig zijn er veelvuldig beekjes die voor verkoeling zorgen. Het laatste traject naar de col voert over een steiloplopend sneeuwveld. De laatste stroken rots en sneeuw verlopen weer traag en met pauzes omdat opnieuw ik buiten adem raak. Eenmaal boven kijk als door een raam over een schitterend verlaten ruig glooiend graslandschap. Met een enorm “into the wild” gevoel daal ik naar de verzorging van la Bolchu. Niet meer dan een schuur en twee grote expeditietenten maken La Bolchu, maar de hartelijkheid en vriendelijkheid van de vrijwilligers maken bijna dat ik niet verder wil. Eén van de dames tuurt in de hoogte terug naar waar ik vandaan kwam. Wanneer zij denkt iemand over de col te zien komen maak ik me snel uit de voeten. Wel pas nadat ik nog snel een aantal bekers cola achterover heb gegooid en een handvol gedroogde abricozen wegstop in mijn mond.
De tien kilometer die volgen zijn zo mooi, zo intens. De bergen in dit gebied zijn zo stil. Ik laat me afleiden door een enorme marmot door een stuk achter haar aan te hobbelen en geniet geemotioneerd van een grote roofvogel die volledig in controle stil boven dit mooie landschap hangt. Het gevoel van een wedstrijd is even volledig weg, maar komt rouw maar ook gewenst weer terug door het geluid van mijn mobieltje. Matthew appt me vanuit zeeland notabene dat mijn achterstand een half uur bedraagt maar veel belangrijker nog: mijn voorsprong op de nummer 3 is al opgelopen tot 18 minuten. Met een zelfverzekerd gevoel begin ik aan de lange over sneeuwvelden leidende afdaling naar de barrage de Girotte. Gewapend met mijn skistokken ski ik hele stukken op mijn schoenen de hellingen af en haal denk ik mijn hoogste snelheden op dit gedeelte van de race. De keerzijde van al deze sneeuwpret is dat mijn schoenen, sokken en voeten zeiknat maar ook ijskoud worden. Op rotsige traject dat volgt voel ik dat ik mijn voeten kapot loop, mijn hielen en tenen beginnen pijn te doen. Aankomend bij de verzorgingspost bovenaan het stuwmeer ga ik snel zitten om mijn zolen even te ontlasten. Twee dames van middelbare leeftijd storten zich volledig op mij door me te voorzien van soep, cola, brood, abricozen en nog meer soep. Ondertussen vertalen ze de berichten over de portofoon: veel deelnemers stappen momenteel uit in Les Contamines en de pendelbussen hebben het er maar druk mee. Nadat ook zij nog erg verbaasd zijn over het feit dat ik uit Les Pays Bas kom bedank ik ze hartelijk en vervolg mijn weg. Nog een kilometer of wat zeer steil naar beneden en dan volgt de laatste maar ook langste klim van de race: opnieuw naar de graad van Mont Joly.
Vreugde
Aan het begin van de klim bel ik Annette om te vertellen hoe de race gaat. Dat ik nog altijd tweede lig en dat ik aangezien het resterende traject meer oploopt dan afloopt de kans groot acht dat ik tweede ga worden. Wanneer ik dit uitspreek schiet ik vol. Zeg hardop dat het zo mooi is dat wanneer je een halfjaar keihard ergens naartoe werkt je doelen ook uitkomen. Ik spreek af dat ik op de graad opnieuw bel zodat zij met de meiden op tijd bij de finish is. Het voelt alsof het nog maar een kort stukje is maar in werkelijkheid was het resterende stuk nog ruim 15 kilometer.
Wanhoop
Korte tijd later kan ik een lang stuk terugkijken. Al speurend over de haarspeldbochten zie ik tot mijn grote schrik iemand met stokken en witte pet omhoog snellen. In een flits zie ik het gebeuren dat ik aan het einde nog wordt ingehaald. De strijd heeft zich de hele race nooit afgespeeld om de winst, maar al wel een kilometer of veertig om plaats twee, in ieder geval het podium. Doemsenarios over nog meer snelle mannen dringen zich aan me op. Snel app ik naar nederland of er nog updates zijn qua achterstand/ voorsprong om vervolgens te proberen te versnellen. Op het relatief vlakke gedeelte waar ik nu loop lukt dat niet maar de tweede helft van de klim gaat weer over skipistes omhoog. Het lukt me daar om krachtig omhoog te stappen. Weet mezelf te overtuigen dat het niet zo kan zijn dat er iemand achter me loopt die het nog sneller doet. Wanneer ik bij het einde van een stoeltjeslift aankom zie een paar mensen staan en hoor een dame nog net keihard naar de graad boven ons “Allez Alex” roepen.
Afzien
De angst om nog ingehaald te worden wordt in één klap vergezeld door de gedachte dat de koploper nog niet op de graad is. Dat hij nog voor me aan het klimmen is. En al is de gedachte niet reeel, het helpt me om de achtervolging in te zetten. Een paar honderd meter verderop is de laaste verzorgingspost. Ik loop de tent in sla in no-time vier bekers cola achterover en loop de tent weer uit. De laatste honderden hoogtemeters zijn heel steil, de route moeilijk maar ik probeer zo hard als ik kan te stijgen. Op 2300 meter moet ik even stilstaan. Hijgend als een 1500m loper kijk ik naar de graad of ik iets zie. Niets. Vervolgens tuur ik het dal in: ook niets. Zo snel als het gaat klim ik weer door.
Boven aangekomen wacht me een stuk over de graad van een kilometer of vier waar nog twee kleine stukjes omhoog zitten voordat ik op de hoogste top sta. Een smal pad waar ik smiddags nog heen liep moet ik nu in de snel vallende duisternis over. Stroken sneeuw maken het soms eng maar gelukkig geven reflecterende verf en paaltjes de route perfect aan. Ik loop zo snel als ik kan en raak regelmatig volledig buiten adem. Kort wandelen en weer door en weer door en weer door. Wanneer ik bijna aan het einde een tegenligger net het dal in zie lopen ben ik maar wat blij dat ik er bijna ben. Deze atleet moet nog ruim veertig kilometer… door het donker. Hij juigt me toe en ik schreeuw hem in het engels toe voorzichtig te zijn terugdenkend aan de modder en slippartijen eerder die middag. Een tijdje is het stil als er alsnog een keihard “THANKYOU” volgt.
Op de top van de Mont Joly staan een man of 5 van de organisatie. Ze feliciteren me uitgebreid met mijn ligging en prenten me in dat de eerste helft van de laatste afdaling zeer moeilijk is. Zo rap als mogelijk klauter ik over de rotsen de diepte in alleen maar focussend op de bundel licht van mijn lampje. Wanneer de rotsen plaats maken voor skipistes probeer ik aan te zetten maar glij binnen 300 meter twee keer hard onderuit.
Blijdschap
Aangezien ik achter me niets aan lampjes zie, maar voor me ook niet haast ik niet meer. De laatste vier kilometer loop ik met toenemende blijdschap richting de lichtjes in het dal. Het dalen in het donker vergt nog veel van mijn benen maar dat deert niet meer. Wanneer de pistes en paden plaats maken voor asfalt roep ik tegen het donker “AJETO” zoals Buurman&Buurman dat ook doen wanneer de klus geklaard is en wrijf ik even over het embleem van “The parachute regiment” dat om mijn hals hangt: vandaag was hun motto meer dan ooit van toepassing op mij: Utrinque Paratus.
Bij het binnenlopen van het dorp beginnen twee jongetjes met me mee te rennen en vertellen me opgewonden dat ze vanmiddag hielpen bij de ravito in Les Contamines. Dat ze me daar gezien hadden en dat ze het heel knap vinden dat ik tweede word.
Wanneer het finishdoek in beeld komt haken de jongetjes af en krijg ik mijn dames in beeld. Ik omhels ze en loop samen met Mirre en Jette na ruim 18 uur over de finish.
De racedirector komt op me afgelopen en terwijl hij me feliciteert zegt hij: Now you are a montagnard!
Trackbacks/Pingbacks